16 DECEMBER 1953
399
De heer VAN DEN EEDEN wil niet ingaan op de vraag of het
electriciteitsbedrijf een nuts- dan wel een winstbedrijf moet worden
genoemd. Wellicht heeft dit feitelijk een gemengd karakter. Deze
kwestie ter zijde latende, meent spreker dat toch mag worden ge
vraagd of niet de tijd is aangebroken voor het verlenen van verder
gaande gezinsreducties. Het antwoord van Burgemeester en Wet
houders ten aanzien van de in het centraal rapport gestelde vraag
is niet afwijzend. Reeds bij de behandeling van de begroting 1951
heeft spreker een pleidooi gehouden tot het verhogen van deze re
ductie. Het principe daartoe is door de raad aanvaard, het gaat er
slechts om de hoogte van de reducties in overeenstemming te bren
gen met de bestaande behoeften. Nog onlangs sprak minister Zijlstra
zich positief uit omtrent de waarde van het gezin. Bij de begroting
van 1950 werd spreker gevraagd een positief voorstel te doen. Dit
is daarop door hem ingediend, doch Burgemeester en Wethouders
hebben zich daarmede niet willen verenigen. Spreker meent dat het
op dit gebied nodig is niet alleen het principe te erkennen, doch
ook de feitelijke consequenties te aanvaarden. Namens de raads
fractie van de K.V.P. stelt spreker daarom voor om de bestaande
gezinsreducties als volgt te verhogen:
a. Ten aanzien van de gasprijzen:
Aan gezinnen met 4 of 5 kinderen beneden 18 jaar c. per m3 gas
Aan gezinnen met 6 of 7 kinderen beneden 18 jaar 1 c. per m3 gas
Aan gezinnen met 8 of 9 kinderen beneden 18 jaar iy2 c per m.3 gas
Aan gezinnen met 10 of meer kinderen beneden 18 j. 2 c. per m'i gas
b. Ten aanzien van de electriciteitsprijzen:
Aan gezinnen met 4 of 5 kinderen beneden 18 j. 2 c. per K.W.H.
Aan gezinnen met 6 of 7 kinderen beneden 18 j. 2% c. per K.W.H.
Aan gezinnen met 8 of 9 kinderen beneden 18 j. 3 c. per K.W.H.
Aan gezinnen m. 10 of meer kinderen beneden 18 j. 3% c. p. K.W.H.
De VOORZITTER verzoekt dit voorstel alsnog schriftelijk bij het
college van Burgemeester en Wethouders in te dienen. Hij acht het
bezwaarlijk daarop reeds tijdens de begrotingsbehandeling een be
slissing te nemen.
De heer VERMEULEN maakt bezwaar tegen het betoog van de
heer Van den Eeden in zoverre daaruit zou zijn op te maken dat zij,
die tegen de eventuele verhogingen van de reducties zouden zijn, de
waarde van het grote gezin niet zouden erkennen. Ook spreker
kan de consequenties van het door de heer van den Eeden ingediende
voorstel niet overzien. Wellicht kan hieromtrent nog interfrac-
tioneel overleg plaats vinden. De waarde van het gezin uitdrukkelijk
erkennend, meent spreker toch te moeten stellen dat de door de
gemeente te verlenen reducties aan bepaalde objectieve grenzen
gebonden moeten blijven, en hij zou het onjuist achten wanneer de
grenzen zouden worden overschreden.
De heer HULSKRAMER wijst er op dat de verhoging van de
gastarieven wederom in hun volle zwaarte drukt op de grote ge
zinnen. Ook hierom is het nuttig dat thans een verdergaande ge
zinsreductie onder ogen wordt gezien.
De heer VERHAAK is het opgevallen dat bij diverse diensten
werkzaam is een vrij groot percentage van arbeidscontractanten, die
blijkens door Burgemeester en Wethouders gegeven inlichtingen
zijn afgekeurd voor een vaste aanstelling. Moet hieruit worden op
gemaakt dat er keuringen plaats vinden zowel bij de in dienstneming