16 DECEMBER 1953
407
zorgingspeil in deze gemeente dient te worden opgevoerd en dat
zulks dient te prevaleren boven het toevoegen van nieuw kapitaal
aan de reeds gevormde fondsen. Spreker kan zich hiermede geheel
verenigingen en in tegenstelling tot bepaalde opvattingen, die ook
nog dezer dagen konden worden beluisterd in deze raad, meent
spreker dat het al dan niet sluiten der begroting ondergeschikt is
aan de opvoering van het verzorgingspeil.
De post subsidies mag nimmer worden gezien als een sluitpost op
de begroting, evenmin als de andere posten, welke tot doel hebben
de maatschappelijke activiteiten in sociaal, cultureel of economisch
opzicht te stimuleren en te steunen. Veeleer dient gestreefd te
worden naar ontvangsten tot een dusdanige hoogte, dat de gewenst
geachte uitgaven kunnen worden gedaan.
Toch heeft spreker ernstige bezwaren tegen de gevolgde methode
om de renten van bestaande fondsen aan te wenden tot dekking
van het tekort op de gewone dienst.
Op de eerste plaats acht spreker het tactisch onjuist die tekorten
kleiner te doen schijnen dan zij in werkelijkheid zijn. Ook spreker
is overtuigd van de noodzaak, dat de gemeente een aanvullende rijks
uitkering ontvangt. Juist in verband hiermede acht hij het bezwaar
lijk het reële tekort op de begroting te camoufleren door de renten,
die op de kapitaaldienst behoren te verschijnen, aan te wenden voor
de gewone dienst. Hieraan kunnen consequenties verbonden zijn
voor de toekomst, waarvan het risico in ieder geval niet door de
raad in eerste instantie behoeft te worden genomen. Ook uit budge-
taire overwegingen heeft spreker tegen deze gedragslijn bezwaren.
Voor speciale doeleinden werden in het verleden bepaalde reserves
gekweekt. Spreker acht het niet juist deze reserves thans te bevrie
zen. De renten van deze reserves behoren niet thuis op de gewone
dienst, maar op de kapitaaldienst.
Over de kassierswinst, waar spreker in het verleden uitvoerig
over gesproken heeft, kan hij thans kort zijn. De opvatting van
Burgemeester en Wethouders, welke in het antwoord op het cen
traal rapport nogmaals is omschreven, zal spreker niet opnieuw
bestrijden. Hij moge slechts opmerken dat gedeputeerde staten
blijkens hun nota op de begroting 1953 het met spreker eens waren.
Dit is echter minder belangrijk te achten. Wel zou hij gaarne ver
nemen, of de vroeger gevolgde methode tot resultaat heeft gehad
dat de rijksuitkeringen aan de gemeente lager zijn gesteld. Indien
dit het geval zou zijn, dan zou dit een reden te meer zijn om te be
treuren dat de begroting 1952 door middel van de zgn. kassiers
winst sluitend is gemaakt.
De heer SONDERMEIJER merkt op dat de gemeente door de
moeilijke periode van geldschaarste is heengekomen dank zij het
deskundig gevoerde finantiële beleid.
Wethouder MEIJS meent dat een uitvoerige bespreking van de
door de heer Vermeulen aangeroerde onderwerpen, welke deels vrij
technisch van aard zijn, moeilijk met vrucht kan geschieden in deze
vergadering. Bij de vaststelling van de afschrijvingen heeft men
steeds met een aantal onbekende grootheden te maken, waardoor
verkeerde berekeningen kunnen voorkomen. Spreker mist in het
betoog van de heer Vermeulen het aangeven van een methode,
waaraan minder bezwaren zijn verbonden.
De splitsing tussen afschrijvingen en aflossingen is thans doorge
voerd. De afschrijving geschiedt eerst, als het geld zijn bestemming
krijgt voor een bepaald object.