408 16 DECEMBER 1953 Het aanwenden van de renten van de fondsen op de kapitaaldienst moet naar sprekers mening geschieden om een sterker positie te kunnen innemen bij de onderhandelingen met de regering. Overigens spreekt men het kapitaal niet aan, wanneer men de rente daarop voor de gewone dienst gebruikt. Wat de kassierswinst betreft: Deze zag men vroeger niet optre den maar thans wel, nu de leningen niet rechtstreeks door de bedrij ven worden aangegaan, maar over de leningsdienst lopen. De begroting 1952 is niet maatgevend voor het verkrijgen van de subjectieve verhoging. Er behoeft daarom geen vrees te bestaan dat een vergelijking zal worden gemaakt met de begroting over dat jaar in welke begroting de zgn. kassierswinst op de gewone dienst was geplaatst. De heer VERMEULEN wil gaarne erkennen dat deze aange legenheid ten dele van technische aard is; hierin ligt een reden te meer om de instelling te bepleiten van een afzonderlijke financiële commissie. Uit de memorie van toelichting blijkt, dat vanaf 1951 een der posten van de gewone dienst steeds een bijzondere rijksuitkering is geweest. Deze memoriepost is niet gerealiseerd. Zou dit ook zo zijn geweest wamieer de begroting destijds niet sluitend was ge maakt door het aanwenden van de kapitaalsrenten voor de gewone dienst? Destijds is zulks verdedigd met de opmerking, dat de zelf standigheid van de gemeente moest worden gewaarborgd. Spreker meent, dat het niet op zijn weg ligt een andere methode voor de afschrijvingspercentages voor te stellen. Hij heeft verzocht hiernaar te zoeken, nu naar zijn mening duidelijk blijkt dat het thans gevolgde systeem ernstige fouten met zich brengt. Een me thode, die een juistere weergave van de werkelijkheid geeft, moet naar sprekers mening mogelijk zijn. Spreker heeft er ernstig bezwaar tegen om naar analogie van de begroting 1952 wederom geld van de kapitaaldienst te gebruiken voor de dekking van tekorten op de gewone dienst. Naar sprekers mening kan zulks de onderhandelingspositie slechts zwakker ma ken. Budgetair is een andere gedragslijn volkomen verdedigbaar. Met de thans naar voren gekomen opvatting van de wethouder, in casu van het college van Burgemeester en Wethouders, kan spreker zich niet verenigen. De VOORZITTER vraagt welke argumenten er zijn om de rente op de kapitaaldienst te houden. De heer VERMEULEN antwoordt, dat deze rente een toevallige bate vormen, welke niet bedoeld is tot dekking der gewone uitga ven maar die moet worden gebruikt voor de verdere reservevor ming ten behoeve van het doel waarvoor het fonds is gesticht. De VOORZITTER vraagt of dit standpunt tot consequentie zou hebben, dat alle rentevorming op de kapitaaldienst zou moeten worden verantwoord. Alles wat zich er maar enigszins toe leent, zou dan gebruikt worden voor kapitaalvorming. De heer VERMEULEN meent, dat voor een belangrijk stuk dit afhankelijk kan blijven van het beleid, dat het gemeentebestuur wil voeren. Misschien heeft men dit elders wel zo gedaan, wat er toe

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 408