16 DECEMBER 1953 409 geleid heeft, dat men een hogere rijksbijdrage kreeg, waardoor een hoger verzorgingspeil kon worden bereikt. Wethouder MEIJS kan deze laatste veronderstelling bestrijden. Over 1952 werden geen bijzondere bijdragen verleend. Een tekort op de begroting is op zich genomen nog geen maatstaf voor het ver krijgen van een subjectieve bijdrage. Voorts zou indien de z.g. kassierswinst over 1952 niet op de gewone dienst was geboekt nog geen beroep op een subjectieve bijdrage nodig zijn geweest. De VOORZITTER deelt mede, bereid te zijn in het college van Burgemeester en Wethouders de door de heer Vermeulen gemaakte opmerkingen nader te bespreken. De heer JONGBLOED merkt op, dat b.v. een fonds gevormd is om te komen tot een tentoonstellingsgebouw. Hieraan bestaat in de gemeente grote behoefte. Tot nu toe is de rente van dit fonds steeds gevoegd bij het kapitaal. Thans wordt voor de eerste maal voorgesteld deze rente over te boeken naar de gewone dienst. Zou met een beroep op het verleden de vroegere gevolgde methode niet verdedigd kunnen worden? De VOORZITTER zegt, dat ook deze kwestie zal worden bezien. Is de medewerking aan dit hoofdstuk van de begroting afhankelijk van het resultaat van het nader beraad van het college? De heer VERMEULEN zou met de begroting kunnen instemmen, indien hij de toezegging kreeg, dat een volgend jaar een andere methode zal worden gebezigd, in het bijzonder ten aanzien van de reservering van de rente van kapitaalfondsen. De heer VAN BIJNEN wenst er aan te herinneren, zulks naar aanleiding van enige gemaakte opmerkingen, dat bij een vorige begroting (hij meende: niet die voor het dienstjaar 1952, doch voor 1953) voor velen van belang is geweest de vraag: hoe kan de ge meente bevrijd blijven van een bijzondere financiële voogdij van de regering. Inmiddels is de situatie zodanig gewijzigd, dat toch een subjectieve uitkering moet worden aangevraagd. Op voorstel van de VOORZITTER wordt hierop besloten de ver dere behandeling van deze begroting aan te houden tot een volgende vergadering. Crediet- en Voorschotbank. De heer JONGBLOED meent dat ter voorkoming van oninbare posten bij verstrekking van de credieten een voorzichtig beleid moet worden gevolgd. In een andere functie heeft spreker bemerkt, dat er nogal eens credieten worden verleend aan personen die ook elders schuld hebben. Het gevaar dreigt dan, dat betrokkene de totale schuld niet meer regelmatig weet af te lossen. Ook moet er vol doende zekerheid zijn dat de borgen niet voor hogere bedragen aan sprakelijk worden gesteld dan zij zelf kunnen dragen. Het nut van de bank wil spreker niet betwisten maar deze instelling moet met zorg worden beheerd en er moet een gezonde financiële politiek worden gevoerd. De heer VAN DEN EEDEN sluit zich gaarne aan bij het door de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 409