410 16 DECEMBER 1953 heer Jongbloed gedane verzoek om de nodige voorzichtigheid te betrachten bij het verlenen van credieten. De heer VAN BOXTEL informeert, of er bepaalde normen zijn om de finantiële draagkracht van een borg te taxeren. De heer SONDERMEIJER heeft met vreugde geconstateerd, dat dit bedrijf thans grondig is gesaneerd. Wellicht wordt het mogelijk over enige tijd de tarieven, welke voor de credietverlening zijn ge steld, te verlagen. De heer VERMEULEN acht de conclusie die de heer Sonder- meijer schijnt te hebben getrokken, op zijn minst voorbarig. Wethouder ME1JS merkt op dat de kwade posten, die oninbaar zijn gebleken, op het eind van het betreffende jaar worden afge schreven. De dubieuse posten zullen afzonderlijk op de balans worden opgevoerd. Met de credietverlening wordt steeds een grote mate van voor zichtigheid betracht; zowel over de credietaanvrager als de even tuele borgen worden steeds zoveel mogelijk inlichtingen ingewon nen. Indien blijkt dat door een aanvrager om een lening wordt ver zocht, welke hij vermoedelijk niet zal kunnen terugbetalen, dan wordt ofwel geen crediet verstrekt ofwel, een minder bedrag dan waar om verzocht is. De heer JONGBLOED meent, dat de resultaten van de reorgani satie en van de door de betreffende raadscommissie voorgestelde voorzieningen, kunnen worden afgewacht. Indien nodig ware deze commissie over enige tijd te verzoeken een nader rapport uit te brengen. De heer VERMEULEN wijst op de vrij grote achterstand, die bestaat ten aanzien van de invorderingen van de credieten, ver strekt door het financieringsinstituut „De Baronie". Zover spreker weet kan ten aanzien van deze posten de credietbank het financie ringsinstituut in gebreke stellen, waardoor wordt bereikt dat de kosten van invordering niet ten laste van de bank komen. Dit laat ste zou spreker onjuist vinden. Ook is mogelijk, dat de incasso van deze posten door het instituut zelve wordt verricht. Indien geen van deze beide gevallen zich voordoet en dus de bank zou moeten zorg dragen voor het incasseren van achterstallige posten van het in stituut, dan lijkt spreker het bedrag van 1000.dat door het instituut als vaste bijdrage in de administratiekosten van de bank wordt gegeven, te laag. Wethouder MEIJS antwoordt, dat het bedrag van 1000.dient ter vergoeding van enige algemene administratiekosten, zoals het opmaken van de balans e.d.. Het ligt in de bedoeling de zogenaamde kwade posten aan het financieringsinstituut over te dragen. In be paalde gevallen doet dit instituut wel een beroep op de bank om voor incasso te zorgen. De kosten daaraan verbonden worden dan boven de voormelde 1000.in rekening gebracht. Wat de achterstands- posten betreft meent spreker, dat men ervan dient uit te gaan, dat deze achterstand aan de bank te wijten is. Het zou daarom niet juist zijn de daaraan verbonden incassokosten op het instituut af te wenden. De heer VERMEULEN meent dat het financierïngsinstituut zijn eigen verantwoordelijk bestuur heeft. Indien daartoe aanleiding was,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 410