414
16 DECEMBER 1953
Mejuffrouw KOPPELAAR herinnert er aan, dat toen zij in
December 1949 het toenmalige college van Burgemeester en Wet
houders in overweging gaf in de bouwcommissie een plaats in te
ruimen voor of deze uit te breiden met een vrouwelijk lid haar
voorstel aanstonds door Burgemeester Prinsen z.g. met instemming
werd overgenomen. In de afgelopen vier jaar heeft spreekster meer
malen de wens te kennen gegeven tot de instelling van een com
missie uit huisvrouwen, welke zou kunnen adviseren in de be
langrijke materie van woningbouw en woninginrichting. Het thans
van Burgemeester en Wethouders ontvangen antwoord heeft haar
zeer teleurgesteld. Zij heeft hierin men moge de uitdrukking ver
geven een mannelijk chauvinisme gezien. In 1949 heeft de gehele
raad van harte ingestemd met de uitbreiding van de bouwcommis
sie, al had de heer Brinkerhof de moeilijkheid van een mogelijke on
deskundigheid op dit speciale terrein, waardoor de uitbreiding met
een vrouwelijk lid geen directe winst zou opleveren. Dit bezwaar
geldt echter voor elk nieuw lid van deze commissie.
Het lidmaatschap van de bouwcommissie staat en valt met de
invloed van de politieke partij. De ondervinding van de laatste
maanden heeft geleerd, dat het in de vier laatste jaren veroverde
terrein van ervaring en invloed in een slag verloren is gegaan, zodat
men thans geheel opnieuw moet beginnen met het leren bestuderen
van plattegronden, bestekken e.d.
Spreekster moge er op wijzen, dat zij niet alleen staat met haar
verlangen om de vrouwen te betrekken in de vraagstukken van
stedebouw en het gebruik van de woningen. Het Bouwcentrum, in
nauwe samenwerking met de Nederlandse Huishoudraad (omvat
tende 14 vrouwenorganisaties) heeft een studiecommissie in het
leven geroepen om, in overleg met de kerngroep van de B.N.A.
en de Stichting „Goed Wonen" voor de bestudering van wat er in
een woning geschiedt, te kunnen komen tot betere grondslagen
voor woningbouw en woninginrichting. Niemand minder dan Hare
Majesteit de Koningin heeft haar aandacht en interesse hiervoor
getoond. Hare Majesteit onderstreepte, dat in deze vraagstukken de
vrouwen dienen te worden gehoord.
Burgemeester en Wethouders hebben zich nu op het standpunt
gesteld: Laat men het maar in den lande uitzoeken, dan kunnen la
ter ook de vrouwen in deze gemeente van de schotel, die wordt ge
presenteerd, nemen wat zij willen. Naar spreeksters mening wordt
hierdoor de waarde van de door haar bedoelde adviescommissie ten
zeerste onderschat. Moge de vrouw een ervaring van elke dag
hebben omtrent inrichting van de woning e.d., de woningkwesties
regarderen het gehele gezin, iedereen. In verscheidene gemeenten
bestaan reeds dergelijke commissies; met name die van Den Haag
bracht reeds vele nuttige adviezen en voorstellen uit in overleg
met de directeur van Openbare Werken. En ofschoon men in het
leven steeds moet profiteren van onderzoekingen en ervaringen van
anderen, mag dit toch niet weerhouden in eigen omgeving de han
den ineen te slaan en in het belang van de inwoners van de eigen
stad het terrein te verkennen. Men behoeft ook niet ver te zoeken
om tot de ontdekking te komen, dat de interieurs van sommige
woningen veel te wensen overlaten. Welke vrouw zou b.v. het enige
watertappunt in de woning aanbrengen onder het aanrecht
Spreekster meent, dat zij thans niet behoeft in te gaan op de
structuur van een dergelijke adviescommissie. Zij hoopt er op te
kunnen vertrouwen, dat deze aangelegenheid in de naaste toekomst
de aandacht zal hebben van Burgemeester en Wethouders.