16 DECEMBER 1953 419 te vermijden. Ook het college van Burgemeester en Wethouders be grijpt heel goed, dat het voor de bewoners hinderlijk is als de stra ten worden opengebroken, eerst voor telefoonleiding, dan voor rio leringen en dan nog eens voor de lichtleidingen. De VOORZITTER onderstreept, dat van gemeentewege al het mo gelijke wordt gedaan. De verschillende soorten werkzaamheden heb ben ieder hun eigen wetmatigheid, zijn aan eigen tijdschema's ge bonden en de vele kabels en buizen, die onder eenzelfde trottoir liggen, hebben hun eigen periode, waarop zij vernieuwd moeten worden. Er kan slechts getracht worden om zoveel mogelijk de werkzaamheden te coördineren, (en dit geschiedt ook) maar niet kan worden toegezegd dat deze coördinatie immer mogelijk is. De heer VAN DEN EEDEN vraagt of klerenhaken kunnen wor den aangebracht in het badhuis. Wethouder VAN HOUTEN zegt toe dit te zullen bezien. Hierop wordt de begroting voor de dienst van Openbare Werken overeenkomstig het voorstel vastgesteld. Dienst van Beplantingen. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS heeft in het antwoord van Burgemeester en Wethouders op het centraal rapport gelezen: „Een andere factor, welke de veronderstelling van verwaarlozing „in de hand werkt is de kleine oppervlakte, waarbij tekortkomingen „zich meer demonstreren dan bij een groter park". Spreekster is echter van oordeel, dat ook in de grote parken een ergerlijke chaos bestaat van papier, van gebakdozen en wat dies meer zij. Naar haar mening is het niet alleen de fout van de jeugd. Want helaas zijn vele volwassenen niet opgevoed tot en niet opgegroeid met de liefde tot de natuur, welke zich hier in de stad allereerst moet demonstre ren in het in orde houden van parken en plantsoenen. In een vol gende alinea van dit antwoord constateren Burgemeester en Wet houders, dat in het algemeen niet te klagen valt over de medewer king van het onderwijzend personeel. Dat de kinderen via de scholen onderhouden worden is zeer loffelijk, doch naar spreeksters mening wordt dan nog slechts in negatieve zin gewerkt. Zij zou gaarne meer positief werk zien, waarmede een begin is gemaakt nu de park wachter op enige scholen voorlichting is kunnen komen geven. Spreekster zou in dit opzicht een suggestie willen doen. Zoals in verschillende steden een jeugdverkeersbrigade bestaat (welke Bur gemeester en Wethouders voor Breda nog niet wenselijk achten), zou ook een jeugd-parkwacht of jeugdparkbrigade ingesteld kunnen worden. Misschien kan Breda op dit terrein een primeur hebben. De jongens en meisjes zouden kunnen worden voorzien van een officieel insigne als herkenningsteken en kunnen worden uitgerust met priker en korf. De medewerking zou verzocht moeten worden van de directeur van Beplantingen, leraren in plantkunde, onderwij zers en jeugdleiders e.d.. Leer de kinderen naast orde in de parken eerbied voor bloemen en planten, voor hun groei en eigenschappen en voor de behandeling die zij nodig hebben, laat hen op bescheiden wijze onder leiding daaraan medehelpen. Zo worden zij opgevoed tot verantwoordelijkheid en zij zullen dan niet meer toestaan, dat hun vriendjes deze parken verontreinigen en vernielen. Deze jongens en meisjes zouden een enkele maal kunnen worden beloond door hen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 419