428 17 DECEMBER 1953 De heer MINDERHOUD sluit zich gaarne aan bij de woorden van de heer Rattink betreffende het subsidie voor het Groene Kruis. De heer TOXOPEUS wenst zich ook aan te sluiten bij het gespro kene door de heren Rattink en v. d. Eeden. De heer JONGBLOED vraagt of over de badhuiskwestie en de geijsertjes nog een nader voorstel van Burgemeester en Wethouders is te verwachten. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat de brief van het Groene Kruis welwillend zal worden bekeken. Het is wellicht moge lijk, dat van de volksbadplaats een minimum gebruik gemaakt wordt, doch spreker acht het niet wenselijk haar ineens op te hef fen. De suggestie van het gebruik van de gelden, uitgetrokken voor de volksbadplaats, tot vermindering van de entree's van „Het Ei" zal spreker in overweging nemen. Spreker zegt, dat er een nader voorstel zal komen over het badhuis en de geijsertjes. De heer SONDERMEIJER merkt op, dat er in verschillende nieu we woningen nog douchecellen zijn met houten vloeren. Kan hierin verandering worden gebracht? De VOORZITTER zegt, dat deze kwestie een onderdeel zal uit maken van het onderzoek, dat Burgemeester en Wethouders aan hun voorstel zullen doen voorafgaan. Wethouder MEIJS zegt, dat er vroeger verschil was in de sub sidiëring van de Kruisverenigingen. Het Wit-Gele Kruis kreeg meer subsidie, omdat het meer activiteiten ontwikkelde. Indien het Groene Kruis ook nieuwe activiteiten ontwikkelt, zou spreker zulks gaarne vernemen. De heer VAN DEN EEDEN vraagt of het resultaat van het on derzoek van Burgemeester en Wethouders inzake de volksbadplaats nog vóór de zomer 1954 kan worden tegemoet gezien. Wethouder STUBENROUCH zegt dit toe. De heer MINDERHOUD zegt, dat als nieuwe activiteit van het Groene Kruis kan worden genoemd, dat er een consultatiebureau in oprichting is in het Belcrumkwartier. Spreker vraagt zich af, waar om de brief van het Groene Kruis nog niet aan de raad is voorge legd. Wethouder MEIJS antwoordt, dat de brief vermoedelijk gericht zal zijn aan het college van Burgemeester en Wethouders. Hoofdstuk IV wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De VOORZITTER stelt hierna hoofdstuk V aan de orde. De heer WEZENBEEK merkt naar aanleiding van volgnummer 238 op, dat het toezicht van de bouwpolitie te wensen over laat. Spreker vestigt er de aandacht op, dat er ergens in de stad een garage gebouwd is zonder vergunning. De buurman van degene, die deze overtreding heeft begaan, heeft daarvan veel hinder. Hoewel reeds in 1949 via een aanschrijving van Burgemeester en Wethou ders bevolen is deze garage te amoveren, is er tot nu toe van af braak geen sprake geweest. Spreker dringt aan op nauwlettend toezicht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 428