432
17 DECEMBER 1953
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat hij het met de heer
Jongbloed eens is. Uiteindelijk moet het zo zijn, dat er een speciale
opleiding voor leerkrachten komt. Deze dient overal in den lande
haar scholen te hebben. Het vraagstuk heeft de aandacht van het
college.
De heer JONGBLOED vraagt nogmaals om uitbreiding van de
commissie van het Nijverheidsonderwijs met leden uit de minder
heidsfracties. Wanneer de commissie met één lid wordt uitgebreid,
waartegen geen bezwaar kan bestaan, kunnen genoemde fracties
deze zetel onder elkaar verdelen.
De VOORZITTER zegt de heer Jongbloed toe, dat het college
binnenkort met een nieuw voorstel terzake zal komen.
De paragrafen 13 t/m 15 worden hierna zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De VOORZITTER stelt hoofdstuk VIII par. 16 aan de orde.
De heer KROON zegt naar aanleiding van de vele subsidies, welke
in deze paragraaf zijn geraamd, dat het particulier initiatief zelf
meer moet doen. Men moet bij het verlenen van subsidies niet alleen
te werk gaan naar het aantal leden van een vereniging. Spreker
geeft echter toe, dat het moeilijk zal zijn normen te stellen, alhoe
wel altijd moest vaststaan, vóór subsidie wordt verleend, dat de ver
eniging zelf het nodige heeft gedaan.
De heer RATTINK bespreekt de wenselijkheid van een vereni
gingsgebouw in het Heuvelkwartier. Spreker vestigt er b.v. de aan
dacht op, dat er in Breda een turnvereniging is, welke pl.m. 50 leden
in het Heuvelkwartier heeft. Het verenigingslokaal ligt in de Catha-
rinastraat. Het spreekt vanzelf, dat het voor vele jonge leden vooral
in de winter practisch onmogelijk is het turnlokaal te bezoeken.
De heer VAN DEN EEDEN vraagt naar de situatie van de speel-
gelegenheden in het algemeen. Hoe staat het met de rolschaatsen-
baan?
De heer SONDERMEIJER zegt naar aanleiding van post volg
nummer 660:
Mijnheer de Voorzitter,
Bij deze post is een bedrag van 1345.uitgetrokkken. In de
toelichting on deze post heb ik een specificatie aangetroffen. De
eerste vraag, die ik wil stellen is: Wat is de oorzaak van de vermin
dering van het voorgedragen bedrag. Wij zien, dat het vorig jaar
1925.werd beschikbaar gesteld, terwijl de werkelijke uitgaven
volgens de laatste rekening 3067,12 bedroegen. Ik meen, dat aan
speeltuinen in Breda grote behoefte bestaat. Men zegt wel eens, dat
de jeugd tegenwoordig baldadiger is, dan ooit te voren. Mijnheer de
Voorzitter dat belief ik niet te geloven, maar wil men daarvan uit
gaan, dan is het juist zaak om die jeugd tegemoet te komen. Een
der middelen daartoe is: speelgelegenheden, niet zoals in Baarle
Nassau, maar waar de jeugd zich kan vermaken. Mijnheer de Voor
zitter, er wordt over gesproken, dat de vijver in het Heuvelkwar
tier nu al vuil en smerig is. Maar ik vraag U mijnheer de Voorzitter,
wat heeft de jeugd in die buurt voor speelgelegenheid Naar ik
meen alleen die vijver! Ik ben dan ook van mening, dat het wenselijk