17 DECEMBER 1953 433 is het probleem van de speeltuinen in handen te leggen van een stichting, zoals wij die ook hebben voor de sport. Ben ik wel ingelicht, dan heeft de huidige speeltuincommissie haar taak laten liggen. Naar men mij heeft medegedeeld, is de laat ste vergadering van deze commissie gehouden in het voorjaar 1952. Nu heeft Uw college als antwoord op door mij gestelde vragen de schuld geschoven in de schoenen van de zgn. wijk-comité's. Er zullen er zeker geweest zijn, die hun taak niet geheel naar behoren ver vuld hebben, doch ik acht het niet juist, dat Uw college nu deze comité's op deze wijze blameert. Dit lijkt mij niet verdiend. Niet bij de wijk-comité's ligt de schuld, maar bij de commissie. Deze is te kort geschoten, en niet de comité's. Meerdere malen zijn door de commissie aan de wijk-comité's toezeggingen gedaan, waarvoor door de raad volgens in de toelichting gegeven specificatie gelden zijn beschikbaar gesteld, doch het is bij die toezeggingen gebleven. Nu zal deze werkwijze weinig stimulerend op de comité's hebben gewerkt, wat trouwens begrijpelijk is. Toch zijn er enkele comité's rustig doorgegaan en zijn er door comitéleden voorzieningen getroffen, waarvan de kosten uit eigen middelen betaald zijn. Ben ik wel ingelicht, dan overweegt Uw college tot reorganisatie van de commissie, en zonder dat er besprekingen hebben plaats ge had, waarbij heel geleerde heren zijn geweest, doch de mensen met de practische ervaring op dit gebied en zelfs de vertegenwoordiger uit de wijk-comité's niet! Het is daarom met klem, dat ik wil aan dringen op het in het leven roepen van een stichting. Ik wil ook nog Uw speciale aandacht vragen voor de zgn. shot- velden, waaraan misschien nog meer behoefte bestaat dan aan speeltuinen en een rolschaatsenbaan. Mijnheer de Voorzitter, ik hoop, dat Uw college spoedig met voor stellen zal komen tot regeling van dit probleem. Mocht dit niet spoe dig gebeuren, dan behoud ik mij het recht voor, dat mijnerzijds te doen. De heer VERHAAK vestigt er de aandacht op, dat de oorzaak van spraakgebreken tweeërlei kan zijn nl. een lichamelijke afwij king en verkeerde spreekgewoonte. Op de medische kant wenst hij niet verder in te gaan. De andere kant heeft met onderwijs te ma ken. Spreker acht het gewenst, dat tot aanstelling van een logopae- diste wordt overgegaan, die tevens haar diensten aan het bijzonder onderwijs zou kunnen verlenen. De heer MENDES zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Lange tijd heeft de gedachte geheerst, dat de overheid geen posi tieve taak toekomt op het gebied van de cultuur. Men was de over tuiging toegedaan, dat alles waaraan de menselijke geest vorm geeft, in kunst en wetenschap, in spel en ontspanning, het beste on gemoeid kan worden gelaten. In de ontwikkelingsgang van de 19e eeuw heeft het inderdaad lange tijd de schijn gehad, dat een, louter op individuele prestaties en particuliere initiatieven steunend, cul tureel leven de hoogste cultuuruiting was, waartoe een gemeenschap kon opklimmen. Het is echter gebleken, dat een dergelijk cultureel leven zich verengt tot een élite-cultuur, het domein van een kleine groep bevoorrechten. In feite heeft de ongebonden en aan zich zelf overgelaten culturele ontwikkeling, die kenmerkend was voor de vorige eeuw, gemeenschapontbindend gewerkt. Hij heeft de cultuur-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 433