17 DECEMBER 1953
435
van het gesprokene door de heer Mendes zegt hij, dat er in Breda
toch wel beeldhouwers zijn, die in staat zijn de bruggen te versieren.
Spreker acht subsidie aan de Mater Amabilisschool slechts in zo
verre juist, dat het alleen gegeven wordt voor meisjes, die in de
industrie werkzaam zijn. Voor het M.O.B. is 15.000.uitgetrok
ken. Spreker meent, dat provinciaal bezien in iedere gemeente, waar
zulk een bureau gevestigd is, voldoende schijnt te zijn aan 7000.
subsidie voor provincie en gemeente elk.
Het is volgens spreker noodzakelijk, dat iedere nieuwe wijk een
verenigingsgebouw krijgt.
De heer RATTINK vraagt naar het definitieve rapport van de
stichting Breda Oranjestad. Spreker vindt het verwonderlijk, dat nu
nog steeds geen eindrapport aan de raad is voorgelegd. Al is er
dan nog een procedure gaande over de omzetbelasting, dan nog
kan het eindrapport verschijnen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het niet verstandig is op deze
zaak vooruit te lopen. Zodra bekend is, wat aan omzetbelasting ver
schuldigd is, komt het eindrapport.
De heer RATTINK ziet niet in, waarom het eindrapport moet
wachten op de beslissing van de minister inzake de omzetbelas
ting. De aanslag is toch bekend.
De heer SONDERMEIJER is het eens met de woorden van de
heer Jongbloed betreffende de jonge kunstenaars.
De heer KROON vraagt of het nu wel waar is, dat, zoals de
heer Mendes heeft beweerd, de socialisten het eerst de cultuur
hebben gestuwd. Spreker wil opmerken, dat iedereen weet, dat de
overheid een taak heeft op gebied van cultuur en kunst, al wil de
ene partij meer dan de andere van particulier initiatief weten. Spre
ker is de mening toegedaan, dat veel meer, dan tegenwoordig het
geval is, aan het particulier initiatief moet worden overgelaten.
De heer TOXOPEUS kan evenmin onderschrijven, wat de heer
Mendes heeft gezegd. Hij schaart zich aan de zijde van de heer
Kroon, al moet de gemeente natuurlijk wel wat doen.
Het is echter niet de bedoeling, dat de overheid door opdrachten
de kunstenaar een levensonderhoud verschaft.
Spreker is het met de heer Jongbloed eens dat een cultuurcentrum
van het grootste belang is.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS merkt op, dat de Mater
Amabilisschool niet zozeer bedoeld is als een school uitsluitend voor
de bedrijfsjeugd, dan wel als een school voor karaktervorming.
De heer QUAEDVLIEG wenst zich aan te sluiten bij hetgeen de
heer Toxopeus heeft gezegd. Hoever gaat de taak van de overheid
op het gebied van de kunst? Het mag in ieder geval niet zover
gaan, dat de overheid gaat voorschrijven, hoe de kunstenaars moe
ten werken.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat hij het prettig vindt
te horen, dat het gebied van de cultuur, sport en voorzieningen
voor de jeugd in het middelpunt van de belangstelling der raadsle
den staat. Dit sterkt hem in de gedachte, dat er ten spoedigste di-