m
11 FEBRUARI 1953
43
:ll
>a v
X
De VOORZITTER antwoordt, dat het college van burgemeester
en wethouders het zou waarderen wanneer de raad tot deze dele
gatie zou besluiten. Op de eerste plaats zal de aard der zaken een
openbare behandeling in de raad wel zeer bemoeilijken, omdat er
steeds zeer persoonlijke aspecten in het geding zijn. Bovendien zijn
deze zaken dikwijls zeer gecompliceerd.
Op de tweede plaats is spreker van mening, dat in woonruimte
zaken de gemeente wel altijd als gedaagde in het proces zal optre
den, zodat ook te verwachten is, dat de raad steeds machtiging zal
geven tot het voeren van het proces.
Iedere delegatie hout een vrijwillige beperking in van bevoegd
heid: zoals spreker ook bij de behandeling van de begroting reeds
opmerkte zal in een gemeente van dezelfde grootte als Breda de
raad hoofd- en bijzaken moeten kunnen scheiden. Daarom meent
spreker ook, dat deze delegatie voor in zich ondergeschikte zaken
kan worden gevraagd.
De heer TOXOPEUS geeft toe, dat het inderdaad moeilijk is in
woonruimtezaken in openbaar debat te komen; er is echter steeds
gelegenheid voor een besloten vergadering. Voor het voeren van een
kort geding hebben burgemeester en wethouders reeds een wette
lijke machtiging. Wanneer de tegenpartij daarna de zaken nog in
appèl wil behandelen lijkt het goed, dat/hei- apparaat/blijft ingescha
keld. Zulks is ook uit psychologische overwegingen van belang. De
burgerij ziet naar de raad anders als naar het college van Burge
meester en Wethouders: deze laatste vereenzelven zij in meerdere
of mindere mate met het ambtelijk apparaat, terwijl zij in de raad
hun meer directe vertegenwoordiging zien. Omdat het zoals hij reeds
opmerkte niet zozeer gaat om de juridische beweegredenen dan wel
over de vraag: is het moreel nog verantwoord, dat er een rechtsge
ding gevoerd wordt, zal het bij de burgerij een gevoel van vertrou
wen geven, wanneer zij weet, dat het de raad zal zijn, die tot het
voeren van een rechtsgeding in appèl besluit. Spreker verzoekt
daarom nogmaals om aanvaarding van het voorstel nr. 14, maar
afwijzing van het voorstel nr. 15.
De heren JONGBLOED en BRINKERHOF blijven zich refereren
aan het oordeel van de heer Toxopeus.
Hierop deelt de VOORZITTER mede, dat Burgemeester en Wet
houders het voorstel onder agendapunt nr. 15 intrekken. De raad
besluit overeenkomstig het voorstel nr. 14.
16. Uitvoering van bijkomende werken in verband met het Stra
tenplan 1952.
17. Uitvoering van bestratingswerken aan de Speelhuislaan en
de Minister Kanstraat.
18. Verordening op de heffing van markt-, staan- en weeggeld
voor de Veemarkt te Breda.
19. Wiiziging van de Verordening ex artikel 4, le lid, van de
Winkelsluitingswet 1951.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
20. Aanleg van een speeltuin aan de Leeuwerikstraat.
De heer VERMEULEN merkt op, dat blijkens de begroting de