- 2 - In hoeverre is deze voordracht bindend De VOORZITTER merkt op, dat uit de bewoordingen van het betreffende artikel van het Reglement, door de Raad voor dit Gesticht vastgesteld, en mede uit andere stukken, blijkt, dat het hier gaat om een bindende voordracht, door het College van Regenten aan de Raad in te zenden. 2. Plaatsing van een geluidsschelp in het Valkenberg vanwege de Stichting Academiefeesten 1955. De VOORZITTER wil bij de discussies twee facetten gescheiden houden: a. is de Raad bereid goed te keuren, da t een geluidsschelp, waarvan het ont werp in de bouwcommissie is besproken, in het Valkenberg wordt geplaatst b. hoe moet de bouw ervan worden gefinancierd ad a. Wethouder VAN HOUTEN zegt, dat de bouwcommissie - zo ver hij in de laatste vergadering aanwezig was - van oordeel was, dat op de aangegeven plaats in het Valkenberg een muziektent kon gebouwd 'worden. Een der leden had wel bezwaar tegen de voorgestelde norm, op aesthetische overwegingen. De heer BREKELMANS is eveneens van mening, dat het een verrijking voor het muziekleven in Breda zal zijn, wanneer in het Valkenberg een gelegenheid voor muziekuitvoeringen zou komen. De heer MOL meent, dat de muziekkiosk in het Valkenberg <5<5k een fraai tuin- monument moet zijn. De geprojecteerde geluidsschelp, eigenlijk geluidshoorn, voldoet naar zijn smaak niet aan deze vereiste. Spreker zou nog over dit be zwaar heen willen stappen, wanneer hij wist dat een erkend architect, bijvoor beeld stadsadviseur Ir Rouville de Meux, dit ontwerp voor zijn rekening zou willen nemen. Het is bekend, dat dit ontwerp - wat de acustische verantwoor- ding betreft - voor rekening komt van de heei^/Êwcigman voor de architecto nische vormgeving is de ontwerper niet genoemd. De heer BRINKERHOF zegt, dat in de Bouwcommissie was medegedeeld, dat Ir de Rouville de Meux zijn goedkeuring aan het plan heeft gehecht; de Directeur Openbare Werken kon niet zeggen, dat deze het ook voor zijn verantwoording nam. De heer DRION wenst te weten of Burgemeester en Wethouders, op gezag van terzake bevoegde lieden kunnen zeggen, dat het ontwerp aesthetisch en accoustisch verantwoord is. In dat geval zal spreker zijn stem aan het voor stel niet onthouden. Hij vertrouwt daarbij wel, dat zowel door de juiste plaats als door de te gebruiken verf bereikt zal worden, dat de geluids- schelp zich niet te veel op de voorgrond zal dringen De heer JONGBLOED ziet toch ook graag waarborgen, dat nietiets gebouwd wordt wat een steen des aanstoots zal zijn. De VOORZITTER zegt, dat de technische uitvoering van de eigen dienst is; accoustisch is het ontwerp van de heer/^woigman; van Ir de Rouville de Meux, als gemeentelijk adviseur voor bouw- en welstandstoezicht, is omtrent de aesthetische toelaatbaarheid een verklaring van geen bezwaar ontvangen. De heer MOL acht dit laatste niet voldoende.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 454