15 APRIL 1953
87
Verdaagde besluiten.
Datum raadsbesluit: Agendanr.: Datum besluit Ged. Staten:
17 December 1952 44 25 Maart 1953, G. nr. 50024/25
29 October 1952 47 25 Maart 1953, G. nr. 46909
De heer JONGBLOED merkt op, dat ook ter visie is gelegd het
schrijven van de Gedeputeerde Staten met bemerkingen over de be
groting 1953. Wat is hiermede de bedoeling'?
Voorts zou hij gaarne worden ingelicht of er al een beslissing van
hogerhand is genomen inzake het raadsbesluit voor een progressieve
kindertoelage. Hij heeft vernomen, dat bij een ander gemeentebestuur
een bericht is binnen gekomen, dat de Minister bezwaren heeft tegen
een dergelijke regeling.
Wethouder ROMSOM antwoordt hierop, dat de betreffende rege
ling de vereiste instemming van Gedeputeerde Staten en erkenning
van de Minister van Sociale Zaken heeft verkregen. Het betreffende
stuk was echter net te laat binnengekomen om nog op deze agenda
te worden vermeld.
Wethouder MEIJS merkt op, dat de brief van Gedeputeerde Sta
ten betreffende de begroting 1953, welke eveneens binnenkwam na
het opmaken van de raadsagenda, spoedshalve toch reeds ter visie
is gelegd. Hij stelt de raad voor dit schrijven in handen te stellen
van Burgemeester en Wethouders tot het uitbrengen van een prae-
advies.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
3. Afstand van grondrente voor het pand Baronielaan 98.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
4. Prae-advies op een beroepschrift van de N.V. Levensverze
kering „De Nederlanden van 1845" inzake een beslissing betreffen
de riolering.
De heer BRINKERHOF merkt op, dat de bouwverordening niet
toelaat aan het verzoek van „De Nederlanden van 1845" tegemoet
te komen, hetgeen spreker wel spijt. Hij hoopt, dat deze aangelegen
heid nader bezien zal worden bij een algehele herziening van de
bouwverordening, welke naar zijn mening dringend gewenst is.
Ook de heer VAN KAMPEN zou een wijziging van deze bepaling
van de bouwverordening toejuichen. In de grootste gemeenten van
het land kent men deze bepaling niet.
De heer F. MOL is van mening, dat de betreffende bepaling in
derdaad zin heeft. Wanneer de rioleringen onder flatgebouwen samen
komen, heeft dit weer invloed op de constructie van de brandmuren
en het geheel zou een bouw veroorzaken waardoor de woningen veel
gehoriger worden.
Wethouder VAN HOUTEN merkt op, dat een dergelijke bepaling
ook in de bouwverordeningen van andere gemeenten vaak voorkomt.
Bovendien is zij opgenomen in een modelbouwverordening welke is