128
12 MEI 1954
een gymnastieklokaal in het Heuvelkwartier, voor 1954 een lokaal
in Boeimeer en voor 1955 gymnastieklokalen voor andere stads
wijken.
De heer JONGBLOED blijft het onverstandig vinden van Burge
meester en Wethouders om het gymnastieklokaal uit handen te
geven en blijft het betwijfelen of de schoolbesturen tot medege
bruik kunnen worden gedwongen.
Hij zegt niet tegen de oprichting van deze bijzondere school te
zijn. Er is behoefte aan schoolruimte. Spreker zou gaarne zien, dat
in de Raad vriendschappelijk wordt gewerkt en dat iedere groep
van de bevolking onderwijs krijgt, zoals zij dit wenst.
Indien de wethouder verklaart, dat het gymnastieklokaal ook
door andere dan R.K. scholen kan worden gebruikt, dan zal hij
gaarne zijn medewerking verlenen.
Wethouder STUBENROUCH zegt, dat de heer Jongbloed het juist
stelt.
De heer MINDERHOUD merkt op, dat het schoolbestuur eigena
resse is en dat zij voor het gymnastieklokaal ook de waarborgsom
moet storten en spreekt als zijn mening uit, dat het gemeente
bestuur de eigenaresse niet kan opdragen andere scholen tot het
gymnastieklokaal toe te laten.
De VOORZITTER zegt, dat de opmerking van de heer Minder-
houd juridisch inderdaad juist is, doch dat de zaak practisch
soepeler zal liggen. Burgemeester en Wethouders streven er naar,
dat iedere school een eigen gymnastieklokaal krijgt en dat het
thans een kwestie van goede verstandhouding is tussen het schooi
en het gemeentebestuur. Van de zijde van het schoolbestuur kan
tegemoetkoming worden verwacht.
Hierna wordt conform het prae-advies besloten.
14a en b. Toepassing artikel 72 L.O.Wet t.b.v. diverse scholen.
15. Crediet gymnastieklokaal Keizerstraat.
16. Benoeming leraar handelsavondschool.
Overeenkomstig deze prae-adviezen en voorstellen
wordt besloten.
17. Subsidie Onze Lieve Vrouwe Lyceum.
De heer JONGBLOED zegt, dat de correspondentie tussen Bur
gemeester en Wethouders en Gedeputeerde Staten niet ter visie
heeft gelegen. Hij zou gaarne ter nadere toelichting deze corres
pondentie inzien.
De VOORZITTER wijst er op, dat het geen gebruik is, dat de
correspondentie, die Burgemeester en Wethouders voeren, ter visie
wordt gelegd.
De heer JONGBLOED wijst er op, dat het hier betreft wijziging
van een raadsbesluit. Met een mondelinge toelichting kan hij ge
noegen nemen.