152 16 JUNI 1954 De heer JONGBLOED zegt, dat hij het eens is met de Voorzitter, doch toch gaarne de aanleg van het parkeerterrein nog in de verkeers- commissie behandeld zou willen zien. De VOORZITTER antwoordt, dat hij dit wel van de heer Jongbloed wil overnemen, mits met de aanleg van de shotvelden en speelterreinen accoord wordt gegaan. Hierna worden de punten 4a, b en e aangenomen; punt 4c en d voor zover het betreft de beslissing over de aanleg en de verlichting van de parkeerplaats wordt aangehouden totdat de verkeerscommissie is ge hoord. 5. Wijziging verkeersverordening. Dit voorstel wordt aangenomen. 6. Reglement Oude-mannenhuis. De heer v. d. EEDEN vraagt zich af, wat er op tegen is, als de rent meester wordt benoemd uit een voordracht van Burgemeester en Wet houders. B<ij een voordracht van het College van Regenten is, indien de benoeming van een rentmeester slecht uitvalt, geen sanctie moge lijk. Dit is wel mogelijk als Burgemeester en Wethouders voordragen. Zijns inziens mogen dan de woorden „gehoord het College van Regen ten" worden vervangen door: „in overleg met het college van Re genten". De heer JONGBLOED is het met het voorstel niet eens. Een voor dracht maakt de benoeming door de Raad tot een formaliteit. De heer VAN BOXTEL sluit zich aan met hetgeen door de heren v. d. Eeden en Jongbloed naar voren is gebracht. De VOORZITTER zegt, dat er is een College van Regenten en een rentmeester. Het college heeft het algemeen bestuur, de rentmeester het dagelijks bestuur. Een goede gezagsverhouding maakt het nood zakelijk, dat de rentmeester wordt voorgedragen door het College van Regenten. Een aanbeveling is dus niet juist. Trouwens dit zou een af wijking worden van een jarenlang bestaande situatie. Spreker acht het voorstel van beide heren een onnodige versterking van de invloed van de Raad. Spitst zich deze zaak toe, en zou de Raad niemand willen benoemen van hen die op de voordracht staan, dan kan een 'brief aan de Regenten met beleefd verzoek om een andere voordracht, voldoen de werking hebben. Spreker acht het voorstel van Burgemeester en Wethouders volkomen juist. De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat het hem niet gaat over de bin dende voordracht doch om de sanctie. De Raad kan op Burgemeester en Wethouders de nodige sanctie uitoefenen en niet op het college van Regenten, indien dit college de benoeming naast zich neerlegt en met de benoemde niet wil samenwerken. Het is reeds eenmaal voorgekomen, dat een door de Raad benoemde rentmeester zijn taak niet kon uit oefenen, bij gebrek aan goede wil bij de Regenten. Wethouder MEIJS zegt, dat het traineren van de Regenten van het Oude-Vrouwen tehuis anders ligt. Als de Raad bij de benoeming alle argumenten gekend had, zou deze benoeming niet hebben plaats ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 152