16 JUNI 1954 161 De w.ijze, waarop gehandeld is, is volkomen correct. Spreker wijst er voorts op, dat in de brief, waarin de vragen zijn gesteld, nog is vermeld, dat hij in de vergadering van 14 April j.l. zou hebben mede gedeeld, dat de grond aan de Molenley aan de omwonenden is aange boden maar dat niemand daarop had gereageerd. Spreker heeft er de notulen eens op nageslagen maar van dit gezegde niets kunnen vinden. De heer VAN BIJN1EN zegt, dat met de verkaveling te laat is begon nen. De rommel, die de aangrenzende bewoners hadden is steeds door hen zelf opgeruimd. Het idee van Cornelissen om de grond gratis af te staan acht spreker niet zo vreemd. Wethouder VAN HOUTEN wijst er op, dat alle eigenaren zich bereid hebben getoond de grond te kopen. De heer VAN BIJNEN zegt, dat alles nu zo geregeld is, dat de aan grenzende eigenaren allen een stuk grond gekregen hebben, doch de heer Cornelissen niet. De heer SONDERMEIJER vindt, dat de wethouder om de zaak heen draait. De tijd van 20 maanden voor de beantwoording van een brief is veel te lang. Het antwoord op de gestelde vragen acht hij evenmin juist. Spreker voelt zich met een kluitje in het riet gestuurd. Wethouder VAN HOUTEN antwoordt, dat hij zo duidelijk mogelijk is geweest. De directeur van Openbare Werken heeft ruiterlijk zijn vergissing erkend. Er is een economische oplossing gevonden voor alle omwonenden. Wat wil men nu nog meer; men behoeft toch geen knie val van de directeur van Openbare Werken in deze vergadering te eisen. De VOORZITTER stelt voor de discussie te sluiten. Het schrijven van Burgemeester en Wethouders wordt daarna voor kennisgeving aangenomen. Hierna stelt de Voorzitter aan de orde punt 7 der agenda. De heer KROON zegt, dat hij met het prae-advies accoord kan gaan. Er is echter geen overleg gepleegd met de Christelijke Onderwijzers Organisatie. Hierop heeft men in de Raad al eens meer geattendeerd. Hij; verzoekt hiermede in de toekomst rekening te houden. De heer VAN BIJNEN vraagt waarom deze kwestie niet in de Com missie voor Georganiseerd Overleg is geweest. Mevrouw VANI MIERLO stemt in met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, temeer omdat reeds benoemingen hebben plaats gehad, welke door belanghebbenden niet zijn geaccepteerd bij gebreke van een verplaatsingskostenbesluit. De heer VAN BOXTEL gaat met het voorstel accoord, doch hij is van mening, dat ook ongehuwde onderwijzers in aanmerking moeten kun nen komen voor vergoeding van pensionkosten. De heer QUAEDVLIEG vindt het voorstel nog te hard voor de vrij gezellen. Ook onder hen zijn uitstekende krachten. Als Burgemeester en Wethouders de hoogte van de vergoeding kunnen bepalen lijkt hem de toepassing van het besluit op vrijgezellen gewenst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 161