14 JULI 1954
175
De heer RATTTNK betreurt dit, aangezien dan de mogelijkheid aan
wezig is, dat hij later zou kunnen zeggen, dat hij het met het voorstel
niet eens is. Hij zou toch gaarne zien, dat een volgende1 keer de wet
houder antwoord zal kunnen geven.
De VOORZITTER merkt op, dat niet verwacht kan worden, dat Van
de zijde van het college direct alle vragen beantwoord kunnen worden.
Wethouder MEIJS zegt, dat het hier de begroting van het wijkwerk
betreft. Op de rekening en verantwoording komen straks dezelfde
posten met de werkelijk uitgegeven bedragen voor. Intussen kan na
vraag gedaan worden omtrent de door de heer Rattink bedoelde af-
echrijvingspost.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
11. Vervallen.
12. Subsidie aan de Stichting St. Marie te Huybergen.
13. Verzoek van het bestuur van het Instituut voor meisjes te
Oudenbosch om medewerking ex. art. 72 der L.O.-wet.
De Raad besluit overeenkomstig dit voorstel en prae-advies.
14. Benoeming leraar klassieke talen aan het gymnasium.
Er worden 28 geldige stemmen uitgebracht, waarvan 27 op de heer
Drs J. Vondeling en 1 op de heer Dr A. F. van Katwijk, zodat de heer
Vondeling is benoemd.
15. Wijziging verordening tot regeling jaarwedde Amanuensis.
16. Eervol ontslag aan A. C. Korteweg.
17 a. Benoeming J. .Daver.
De Raad besluit overeenkomstig deze voorstellen en dit prae-
advies.
17 b. Benoeming van een aantal leraren aan de ambachtsschool.
De heer SONDERMEIJER zegt, dat voor de benoeming van een
leraar technisch schetsen e boetseren de heer J. Vlasblom wordt voor
gedragen. Deze candidaat is echter niet volledig bevoegd. Spreker heeft
bij de stukken gezien, dat ook iemand gesolliciteerd heeft, die wel
volledig bevoegd is. Deze sollicitant staat echter niet op de voordracht.
Hij zou terzake gaarne nader worden geïnformeerd.
Ook de heer MINDERHOUD zou hierover gaarne worden ingelicht.
de VOORZITTER zegt, dat de wethouder van Onderwijs in een be
sloten zitting terzake nadere mededelingen zal doen.
De heer VERMEULEN zegt, dat op het inlichtingenformulier een
vraag voorkomt met betrekking tot de politieke richting van de solli
citant. Spreker heeft hiertegen bezwaar, daar dit ingrijpt in de per
soonlijke vrijheid van de mens. Een vraag over de levensbeschouwing
acht spreker wel aanvaardbaar.