14 JULI 1954
181
Hierna gaat de Raad in besloten zitting.
Na deze besloten vergadering heropent de VOORZITTER de open
bare vergadering en stelt aan de orde:
Verslag van de commissie van onderzoek van de geloofsbrieven van
de heer A. Lossez.
De heer RATTINK deelt mede, dat de commissie de geloofsbrieven
heeft onderzocht en in orde bevonden.
Zonder verdere beraadslaging besluit de Raad tot toelating
van de heer A. Lossez.
17 b. sub. c. Benoeming van een ieraar technisch schetsen en boet
seren.
De heer SONDERMEIJER vraagt dit voorstel in stemming te brengen.
Er worden in totaal 27 stemmen uitgebracht, waarvan 20 op de heer
J. Vlasblom, 1 op de heer J. Daver en 6 blanco, zodat de heer J. Vlas
blom is benoemd.
17 c. Benoeming van een leraar mechanica, werktuigbouwkundig te
kenen en scheepswerktuigkunde en van een leraar werktuigbouwkundig
tekenen.
Er worden in totaal 28 stemmen uitgebracht, waarvan 27 op de heer
P. L. Dessens en 1 op de heer Hoogenstrijd, zodat de heer Dessens is
benoemd.
De heer VAN DEN EEDEN merkt nog op, dat in de vorige raads
vergadering door de Voorzitter de uitslag van de benoeming van een
regent voor het Oude-mannenhuis niet is medegedeeld.
De VOORZITTER merkt op, dat dit wel kan zijn, doch dat de uitslag
van, de stemming toch in de notulen is opgenomen.
Rondvraag.
De heer VAN BIJNEN zegt, dat hij na de discussies, gehouden bij
agendapunt 31 van de raadsvergadering van 16 Juni j.l. inzake de ver
koop gedeelten gedempte Molenley, met het antwoord van Wethouder
van Houten tevreden was. Nu is hem achteraf echter gebleken, dat
hij niet met het antwoord tevreden kan zijn. Aangezien wethouder
van Houten niet aanwezig is zal spreker zijn vraag schriftelijk stellen.
Verder zegt spreker, dat het hem o.a. in 's-Hertogenboseh is opge
vallen, dat daar gezellige huisjes of paviljoentjes gebouwd zijn voor
de ouden van dagen waar deze leunnen vertoeven, kaartspelen enz.
Spreker vraagt of deze paviljoentjes ook hier gebouwd kunnen wor
den.
De heer KRAMERS zegt, dat er sinds kort een urinoir op het kerk
plein van de Grote Kerk is geplaatst. Hij vraagt bij welk besluit de
Raad hieraan heeft medegewerkt.
Mejuffrouw KOPPELAAR merkt, naar aanleiding van agendapunt 10,
hetgeen vlug onder de hamer is doorgegaan, op, dat in het voorstel het