218
15 SEPTEMBER 1954
de candidaten die in het voorstel worden genoemd blijken echter te
worden benoemd en niet herbenoemd. Spreker zou hierover gaarne
inlichtingen hebben.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt dat er bij deze candidaten
personen zijn die reeds in de raadsvergadering van Aug. j.l. zijn be
noemd en bovendien dat er candidaten bij zijn die andere vakken te
doceren krijgen. Aan de raad is thans de benoeming van al deze tij
delijke leraren nog eens voorgelegd.
Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten.
21. Aankoop van een beeldhouwwerk.
De heer MENDES zegt dat hij het eens is met het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders. Hij vindt het beeld artistiek verantwoord.
Het zou echter aan waarde stijgen wanneer het in brons werd gegoten
en dan werd uitgevoerd in groter formaat. Hij hoopt dat het beeld
hetwelk een dramatische gebeurtenis voorstelt een gunstige plaats
krijgt in de gemeente. Spreker acht het 'minder tactvol doch zeer
realistisch dat de gemeente voor de financiële steun, welke zij aan
een kunstenaar verleent als contraprestatie een beeldhouwwerk heeft
gevraagd.
De heer TOXOPEUS zegt dat hij niet erg artistiek is aangelegd. Hij
is niet van het beeld geschrokken, doch hij kan het evenmin bewon
deren. Spreker vindt het niet zo gek als de gemeente een voorwaarde
stelt bij het verlenen van financiële steun aan kunstenaars. Spreker
vraagt of in het voorgestelde bedrag nu ook weer salaris voor de
beeldhouwer zit.
De heer KRAMERS vraagt waarom dit beeld nu weer in brons ge
goten moet worden. Kan het niet in steen worden uitgevoerd?
Wethouder STUBENROUCH merkt op dat uit de geplaatste opmer
kingen kan worden afgeleid dat er geen bezwaar bestaat tegen het
voorstel. Zoals hij het ziet is aan de beeldhouwer gevraagd als contra
prestatie voor de verleende steun iets voor Breda te maken. De beeld
houwer heeft voor dit beeld enige prijzen gekregen. Het zal voor hem
de kroon op het werk zijn als hij dit beeld mag gieten in brons en
dan in groter vorm. Deze opdracht staat geheel los van de gevraagde
contraprestatie. In het geraamde bedrag zit dus ook het salaris Van
de beeldhouwer. Ten aanzien van de opmerking van de heer Kramers
zegt hij dat de keuze van de beeldhouwer is gevallen op uitvoering
in brons. Spreker meent dat men daar respect voor moet hebben.
De heer TOXOPEUS zegt dat het beeld solide is en van blijvende
waarde. Hij heeft er geen bezwaar tegen om aan de beeldhouwer de op
dracht te geven doch spreker had gaarne gezien dat dit duidelijker
in het voorstel te lezen zou geweest zijn.
De VOORZITTER zegt dat het werkstuk dat thans ten toon gesteld
is geheel af is. De schepper zou het echter nog groter en beter willen
hebben. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend aan deze wens
tegemoet te komen en daardoor tevens een waardevolle aanwinst voor
de gemeente te verkrijgen.
De heer JONGBLOED vraagt of het oorspronkelijke beeld behouden
blijft.