13 OCTOBER 1954
243
De VOORZITTER zegt, dat de subsidiecommissie in principe met
het voorstel accoord gaat, onder voorbehoud om nadere detailpunten
naar voren te brengen teneinde de stem te kunnen bepalen.
De heer NIEUWLAAT juicht het voorstel van B. en W. toe. In het
bijzonder dankt hij Wethouder Stubenrouch voor zijn voortvarend
heid. Uit ervaring is het hem bekend dat met name de uitkoopvereni-
gingen met financiële moeilijkheden te kampen hebben met als gevolg
dat men dikwijls niet in staat is om toneeluitvoeringen van grootse
allure te brengen. Toch zijn er volgens spreker in het prae-advies wel
enkele duisterheden die nadere opheldering behoeven, ofschoon hij
ervan overtuigd' is, dat het werk nog moet groeien. Hij neemt aan dat
als algemene norm zal gelden) dat alleen in het exploitatietekort wordt
bijgedragen aan die verenigingen die stukken brengen van algemeen
cultureel vormende waarde. Spreker vraagt zich af hoe de commissie
van deskundigen zal worden samengesteld. Indien de commissie, die
de algemeen vormende waarde van een toneelstuk beoordeelt, zuiver
zou worden samengesteld uit toneeldeskundigen, dan heeft hij hierte
gen bedenking. Volgens hem zal er in de commissie ook iemand van
de uitkoopverenigingen zitting moeten hebben. Ideaal zou het zijn, als
deze commissie dusdanig wordt samengesteld, dat gesproken kan wor-
worden van een weerspiegeling der maatschappelijke groeperingen.
Een moeilijkheid levert nog op aan wie het subsidie zal moeten
worden toegekend. In het prae-advies staat: aan uitkoopverenigingen
en andere organisaties. Spreker vindt, dat op de eerste plaats de uit
koopverenigingen hiervoor in aanmerking komen omdat dit de meest
geëigende organen zijn op toneelgebied. Om principiële redenen is hij
er geen voorstander van dat verenigingen die met een bedrijf ver
bonden zijn, de z.g. personeelsverenigingen, aanspraak kunnen maken
op dit subsidie. Ook de vaststelling van de hoogte der toe te kennen
bedragen zal zijn moeilijkheden opleveren. Moet het aantal bezoekers
bij de beoordeling betrokken worden? Bij de provincie ligt dit ge
makkelijk. De provincie geeft subsidie, gebaseerd op het aantal in
woners. Spreker hoopt dat de commissie een aanvaardbare regeling
zal weten te treffen. De vraag rijst nog of de vaststelling van de hoogte
der bedragen de Raad zal moeten passeren.
De heer QUAEDVLIEG zegt, dat de groei van de gemeente Breda
het nodig maakt dat er activiteiten op cultureel gebied komen. In
kleinere gemeenten is dat niet nodig, wel in grote. Zo heeft de ge
meente Amsterdam een afzonderlijke wethouder voor culturele zaken.
Eindhoven heeft onlangs een grote uitgaaf gedaan voor de aankoop
van een schilderij ten behoeve van het van Abbemuseum. Tilburg
heeft regelmatig schilderijententoonstellingen.
Thans ligt voor hem een voorstel tot steun aan het toneelleven.
Hij wil gaarne zijn stem geven aan dit streven. Ook de aard van het
subsidie kan hij waarderen; de kunstenaar blijft zichzelf. Breda heeft
nu met een sprong de achterstand in deze sector ingehaald. Hij is voor
de grote lijn zoals die in het prae-advies is aangegeven. De detail
punten moeten nog geregeld worden. In het prae-advies zijn normen
voor het subsidie aangegeven. Hij vraagt zich af of alle normen wel
in woorden zijn vast te leggen. Hij geeft gaarne zijn stem aan het
voorstel.
De heer VERMEULEN zegt in de subsidiecommissie in principe wel
met het voorstel accoord te zijn gegaan, doch anderzijds is hij van
oordeel dat het prae-advies, zoals dit de Raad is voorgelegd, te sum
mier is opgezet. De spoed welke is betracht, is mogelijk de oorzaak