7 DECEMBER 1954 287 deren, echtgenoten en vreemden tegenover elkaar in een omstan digheid, die voor hen die de eerbare omgang met huisgenoten nog hoog houden, en dat zijn er Goddank nog zeer, zeer velen, niet of moeilijk aanvaardbaar is. Niet zij, maar anderen zullen in deze plaats de sfeer scheppen. Toeziend personeel is niet voldoende. Dit kan niet waken over het oog-, de gedachte en de begeerte der gehuwden en jongeren, die bij gemengd zwemmen elkaar veel vrijer ontmoeten dan waar ook. Men zal mij verwijten conservatief te zijn en niet te weten wat er onder de jongelui voor verlangens heersen. Mhr. de Voorz. Een bekend voorstander van co-éducatie eindigde eens een lezing welke ik bijwoonde met de volgende woorden, zinspelende op de practijk van co-éducatie „een practijk die ik natuurlijk niet op mijn ver antwoording kan nemen, daar ik als theoreticus tot U spreek." Inderdaad, de theorie ligt nog ver van de practijk des levens af. Mhr. de V., 't Is dan ook zo, dat wie hier toegeeft, een beg;n legt voor een gelegenheid, waarin de menselijke natuur sterker zal zijn, dan alle goede bedoelingen. Wie hier toegeeft zal verder moeten strijden tegen ondiep speelbad, en zal ook de laatste slag over het strandleven moeten uitvechten. Geen beroep op de theorie van morele principen, geen beroep op sterke controle, geen beroep op goede wil, kan hier de praktijk bepalen. Het zedelijk peil is één der grondpijlers waarop een volk steunt, ondergraaft men deze pijlers, dan wankelt het gebouw en stort in. Ik vraag mij af, M. de V., of, in plaats van ons zedelijk bewust zijn te verzwakken door wegneming van één der pijlers, nu niet juist het moment gekomen is een halt toe te roepen aan de onder mijning van ons zedelijk bewustzijn. Het gemengd zwemmen is een vorm van naturalisme, welke strijdig is met onze beginselen, ja welke wij eerder moeten zien als een direct gevaar. Mijn conclusie is, dat de visie van B. en W. niet uitgesproken de visie is die het grootste deel van de bevolking omtrent dit vraag stuk heeft; dat de bevolking van Breda niet zo dringend wacht op deze oplossing, doch dat slechts enkele groeperingen hiermede ge baat zijn alsook de vreemdelingen die in de zomer van heinde en ver Breda zullen bezoeken. Een zo gevaarlijke stunt als men thans gaat plegen, kan wel eens blijken een niet te overziene nadelige invloed op de algehele struc tuur van het Brabantse volk te hebben, dat in wezen toch altijd nog diep gelovig mag heten. Ik ben geen fataliste, M. de V., en kan niet meezingen in het koor van we kunnen het toch niet meer tegenhouden. De mens maakt de tijd waarin hij leeft. Behoudt de Christen de kracht en vitaliteit van zijn geloof en overtuiging dan zal welk-isme ook geen voet aan de grond krijgen. De heer VAN DEN EEDEN merkt op, dat hij bij de behandeling van de vorige voorstellen betreffende het gemengd zwemmen zijn mening reeds kenbaar heeft gemaakt. Spreker hoeft derhalve thans niet diep op het voorstel in te gaan. Hij wenste echter ook thans erop te wijzen, dat gemengd rand- en strandverkeer grote gevaren voor de jeugd meebrengt. De heer VAN BOXTEL zegt, dat z.i. de nadelen van dit voorstel de voordelen zullen overtreffen. Hij is tegen het voorstel doch hoopt, dat Burgemeester en Wethouders hierin geen gemis van vertrouwen zijnerzijds zullen zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 287