7 DECEMBER 1954
293
De heer TOXOPEUS zegt daarop, dat hij een zaak die hij zelf
kan beoordelen liever ook zelf onderzoekt.
De heer JONGBLOED wil wel accoord gaan met het voorstel als
het de raad toch practisch niet mogelijk is om wijzigingen in het
plan aan te brengen.
De VOORZITTER vraagt of de raad het voorstel van de heer
Toxopeus tot uitstel van de behandeling met een maand onder
steunt. Het blijkt, dat dit voorstel niet voldoende steun ondervindt.
De Voorzitter zegt, dat bij het ontwerpen van uitbreidingsplannen
steeds wordt getracht zo weinig mogelijk landbouwgrond in beslag
te nemen. Dit is niet altijd mogelijk. Daarom is thans een bepaald
terrein, dat in het vigerende uitbreidingsplan bouwgrond was,
teruggegeven aan de landbouwsector. Ten aanzien van de opmer
king van de heer Brinkerhof, merkte spreker op, dat diens bezwa
ren reeds in de Bouwcommissie zijn behandeld.
De heer BRINKERHOF zegt, dat hij deze inderdaad in de Bouw
commissie naar voren heeft gebracht, doch toen naar zijn mening
geen voldoende antwoord heeft gehad.
De VOORZITTER antwoordt, dat de meningen ten aanzien van
de huisvesting van bejaarden uiteenlopen. Er zijn namelijk ook des
kundigen, die beweren, dat de ouden van dagen graag in de nabij
heid van de jeugd vertoeven omdat ze dan zelf langer jong blijven.
De heer Brinkerhof kan dit beter beoordelen dan spreker. De vraag
of er te weinig speelgelegenheid is in de sector Mariaveld is uit
voerig besproken in de Bouwcommissie. Gelet op het gehele plan
kan niet anders worden gezegd, dan dat er voldoende speelgelegen
heid is. De verdeling van de speelvelden zou misschien iets anders
kunnen zijn. De vraag of modulatie mogelijk is zal nog worden
bezien. Het is in elk uitbreidingsplan noodzakelijk kleinindustrie op
binnenterreinen toe te laten. Zulke industrie is nodig en nuttig in
een moderne wijk.
De heer VAN GISBERGEN merkt op, dat hij nog geen ant
woord heeft gekregen op zijn vraag over schadevergoeding indien
bouwterrein weer agrarische grond wordt.
De VOORZITTER antwoordt, dat geen schadevergoeding moge
lijk is bij zulk een verandering van bestemming.
De heer BRINKERHOF zegt te hopen, nu de Voorzitter in eerste
instantie heeft medegedeeld, n.l. dat het plan wellicht nog eens ter
visie wordt gelegd of door deskundigen wordt toegelicht, dat zijn
bezwaren nog eens worden bezien. Hij neemt voorlopig genoegen
met de mededeling van de Voorzitter.
De heer KROON zegt dat er bij de bezwaarschriften een is
van de heer Van de Reijt. In het vigerende uitbreidingsplan Ginne-
ken had de Schoolakker een andere bestemming dan thans. Hier
door had ook de grond, welke van de Reijt in eigendom heeft, een
hogere waarde. In 1947 heeft Van de Reijt tegen de bebouwing
van de Schoolakker een bezwaar ingediend, waarbij hij stelde, dat
hij door deze bebouwing aanmerkelijke schade zou ondervinden.
Dit bezwaarschrift is toen door de Raad voor kennisgeving aan
genomen. Spreker kan begrijpen, dat de heer Van de Reijt er thans