7 DECEMBER 1954 303 zij toch niet verboden wordt. Met andere woorden, M. d. V., de geestelijke vrijheid wordt geen geweld aan gedaan. Wij weten zo als we hier zitten allemaal, M. d. V., dat men aan dergelijke pla tonische liefdesverklaringen niets heeft. Als een vereniging het geld dat haar toekomt, onthouden wordt kan zij geen activiteiten ontplooien. Ik meen, dat wij op de verkeerde weg zijn als wij ge schillen van levensbeschouwelijke aard in een geloofsverdeeld land zoals het onze nu eenmaal is, gaan uitvechten met gebruikmaking van de machtsmiddelen van de overheid. Dit leidt tot een formatie van macht tegen macht en tot schade van het algemeen belang. In eerste instantie zou ik het hierbij willen laten, M. d. V. De heer BLIEK zegt, dat zijn fractie zich vorig jaar heeft uitge sproken vóór het verlenen van dit subsidie. Ook dit jaar wordt dit standpunt weer ingenomen. De heer KROON zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Hoewel ik het geheel eens ben met Uw prae-advies en dus zou kunnen volstaan met de mededeling-, dat ook wij als Prot. Chr. fractie tegen het verlenen van een subsidie aan Humanitas zijn, lijkt het mij toch wel zeer wenselijk een nadere verklaring af te leggen op grond waarvan wij deze subsidie-aanvrage met beslist heid afwijzen. In een brochure, uitgegeven door Humanitas, welke mij een dezer dagen werd toegezonden i.v.m. deze subsidie-aanvrage, lees ik: „Het ware anders, als men gelijk had met zijn beschuldigingen, dat de humanistische levensbeschouwing metterdaad het christen dom bestrijdt" enz. Voorts wordt betoogd, dat deze beschuldigin gen volslagen uit de lucht zijn gegrepen en getuigen van onwetend heid met betrekking tot de boodschap, welke het humanisme meent te moeten brengen. Mhr. de Voorz. „Aan de vruchten kent men de boom". In het officieel orgaan van het Humanistisch Verbond werd een gedicht opgenomen van „het dom vertelsel van de ster die bleef staan en van het kribbekind dat werd geboren". Hiervan werd ge zegd, dat het „is steeds bedrog geweest, onnozelheid of gril, en voor de vredè op aarde alleen maar hinder". Over deze ontboeze mingen uit eigen kring aangevallen, kwam de redactie er niet toe de opneming te betreuren. Een vooraanstaand humanist, m.n. Prof. Dr. Libbe van der Wal, betoonde zich een bitter vijand van het christelijk onderwijs en sprak aanvankelijk uit, dat de staat dit onderwijs zelfs niet mocht dulden. Al nam hij later deze konsekwentie terug, hij handhaafde zijn redenering. Deze zelfde humanist wilde een verbod van toe lating van beneden 18-jarigen tot het lidmaatschap van de kerk en tot bijwoning van kerkelijke plechtigheden. Uit deze uitlatingen, welke met meerderen zijn aan te vullen, moge m.i. toch wel worden geconcludeerd, dat het Humanisme anti-christelijk is. Het is een contra-religie of wel een religie van de mens, die slechts in de mens haar steunpunt zoekt en niet in de Christus der Schriften. Gelukkig werken in onze Nederlandse statelijke samenleving nog veelzins christelijke invloeden. Onze Koningin regeert nog immer, krachtens de grondwet, „bij de gratie Gods". Wetsontwerpen wor den aangeboden met de bede „En hiermede bevelen wij U in Godes

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 303