304 7 DECEMBER 1954 heilige bescherming". Onze vergaderingen in deze zaal, mhr. de Voorz. worden geopend met het uitspreken van een gebed, waarbij wij de zegen van de Almachtige inroepen, over de door ons te ver richten arbeid. Wij hebben vrijheid van godsdienst, van godsdienstuitoefening en van godsdienstige propaganda en van deze vrijheden kan en mag ook gebruik worden gemaakt door hen, die zeggen geen godsdienst, of in elk geval niet de christelijke godsdienst te belijden. Ook de Humanisten kunnen dus rustig doorgaan hun anti-godsdienstige propaganda te voeren. Zolang deze propaganda binnen de perken van openbare orde en de goede zeden blijft (ik heb voorshands geen reden daaraan te twijfelen) zal de overheid dit niet beletten. Iets volkomen anders is echter, of de overheid geroepen is door middel van financiële steun, in casu door het verlenen van subsidies aan Humanistische organisaties, deze anti-christelijke actie te be vorderen. Op grond van haar christelijk karakter zeg ik: Neen. Mhr. de Voorzitter, wanneer wij als Prot. Christ, fractie deze subsidie-aanvrage dan ook afwijzen en mogelijk de meerderheid van deze Raad dat eveneens zal doen, dan betekent dit geenszins een beknotting van de democratische vrijheden, het betekent even min, dat wij de Humanisten als tweede rangs burgers beschouwen, zoals in meergenoemde brochure wordt gezegd. De democratische vrijheden worden, ik betoogde dat reeds, hier mede allerminst aangetast. Het is evenmin een misbruik maken van macht en het doen van onrecht aan een bepaalde groep. Het is slechts een uitoefening van onze verantwoordelijkheid in gebonden heid aan onze Schepper en de Christus der Schriften. De heer BRINKERHOF acht het volkomen begrijpelijk, dat de heer Kroon dit standpunt inneemt. De fractie, namens welke de heer Kroon zegt te spreken, is echter verdeeld in tweeën, een Ge reformeerd en een Protestant-Christelijk deel. Spreker is van me ning, dat de heer Minderhoud het gezegde van de heer Kroon niet zal onderschrijven. De heer KAMPHUIJS maakt er bezwaar tegen, indien de heer Kroon meent het Christendom te mogen annexeren. Hij is even protestant als de heer Kroon en zijn geloofsgenoten. Als de heer Kroon dit standpunt naar voren brengt en meent, dat dit de over tuiging is van alle protestanten, is hij er naast. De heer VAN BOXTEL merkt op, dat de heer Vermeulen ge sproken heeft van staatsburgers in Nederland. Er wordt hier ech ter gesproken van een subsidie-verzoek voor Breda en niet voor Nederland. Spreker vraagt zich af of Humanitas in Breda voldoen de representatief is. Hij betwijfelt zulks. Voorts wenst hij aan Hu manitas beslist het recht te ontzeggen, dat zij de behartigster is van de belangen van alle buitenkerkelijken. De heer MINDERHOUD zegt, dat de opmerking van de heer Brinkerhof hem noopt zijn mening naar voren te brengen. Spreker is het volkomen eens met de heer Kroon. Immers hij behoort tot de Protestant-Christelijke groep in deze raad. Spreker zelf is Christelijk Historisch. Doch in dit woord zit het woord „Christelijk". Hij tracht als een Christen te leven. Een Christen nu leeft met de Bijbel. Bij de behandeling van het subsidie voor het woonwagenliefdewerk heeft Mej. Koppelaar eens gezegd:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 304