306 7 DECEMBER 1954 Men denke hierbij aan bevolkings- en gezinspolitiek. Hiermede is de gereserveerde houding van een Christelijke Overheid te motiveren. Dat de betrokken groepering voor Breda representatief is, daar van is het bewijs niet geleverd. Spr. betwijfelt voorts of het laten werken van Humanitas zonder subsidie gelijk te stellen is met pla tonische liefde. Uit het verslag van Humanitas blijkt dat er ge werkt is zonder subsidie. De groep van de bevolking, welke niet door kerkelijke instellingen wenst te worden geholpen, wordt overi gens niet aan haar lot overgelaten, doch deze kan steeds worden geholpen door de organen van de gemeente. Spreker meent met het vorenstaande de houding van Burgemeester en Wethouders voldoende te hebben gemotiveerd. De heer VERMEULEN dankt voor het uitvoerig antwoord van de Voorzitter. Het blijkt, dat de discussie toch winst heeft opgele verd, omdat uit het gesprokene is op te maken, dat het college van Burgemeester en Wethouders bij het bepalen van zijn beleid het principe dat een katholiek in een overheids-college niet zou kunnen medewerken aan het verlenen van subsidie aan Humanitas heeft laten varen, doch zijn afwijzende houding baseert op de concrete situatie. Als zulks zo is, zijn het college en hij geen tegenstanders meer. Ook voor spreker geldt het argument, dat bij subsidie-verle ning de betrokken vereniging representatief moet zijn. Mocht dit voor wat Humanitas betreft, niet blijken te zijn, dan is subsidie verlening ook volgens spreker niet gemotiveerd. Spreker meent, dat dit een beduidende winst betekent t.a.v. het oorspronkelijke prae-advies. Wat de Bijbel-teksten betreft, welke in de vergadering geciteerd werden, merkt hij op dat het gezegde „dwing ze om in te gaan" geenszins dient te slaan op dwingen met de geldbuidel. Er is geen erger vorm van geestelijk terrorisme denkbaar. Nog een stap verder en het wordt „dwing ze in te gaan met de bajonet in de rug". Spreker zou bijna sprakeloos worden bij het horen van deze opvatting, die getuigt van een mentaliteit welke voor hem volkomen onaanvaardbaar is. Naar zijn persoon lijke opvatting is het humanisme inderdaad niet gelijk te stellen met de religie. Dit neemt echter niet weg, dat deze groepering in Nederland in feite bestaat, dat het een groepering is in het Neder landse volk. De vraag is nu of het juist is een maatschappelijke vereniging het haar toekomend subsidie te onthouden op gronden, ontleend aan de eigen geloofs-overtuiging. Er zijn nu eenmaal men sen die geholpen moeten worden, doch niet geholpen wensen te worden door instellingen op confessionele basis. Dat de vereniging Humanitas in Breda maatschappelijk werk verricht, is wel dege lijk te bewijzen. Spreker zal er voor werken dit bewijs te leveren. Spreker wenst nog even terug te komen op de aangehaalde woorden „dwing ze om in te gaan". Men kan trachten dit te berei ken met geld. Over mensen die op zulke wijze worden gedwongen in te gaan, zal men zich in het algemeen niet kunnen verheugen. Spreker vraagt zich nogmaals af of, indien de situatie omgekeerd zou zijn, en aan een katholieke vereniging op gelijke gronden, wel ke als basis voor de weigering voor het subsidie aan Humanitas moeten gelden, subsidie zou worden geweigerd, dit door hen die thans dit standpunt huldigen, zou worden aanvaard. De bewering dat de vereniging toch gewerkt heeft zonder subsidie, kan werken als een boemerang. Immers kan hieruit terstond worden geconcludeerd, dat de ver eniging ook in Breda representatief is. In het overgelegde verslag is een bepaald bedrag genoemd wegens eigen baten van de vereni-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 306