7 DECEMBER 1954 307 ging in de gemeente Breda. Gevraagd is een subsidie hetwelk hier mede in overeenstemming is. Spreker wenst de discussie niet langer te maken dan zij reeds is. Hij hoopt, dat indien bewezen wordt, dat de vereniging voor Breda representatief is, Burgemeester en Wethouders alsnog met een gunstig prae-advies zullen komen. De heer QUAEDVLIEG zegt, dat in het debat zijn naam is ge noemd en dat zulks in de raadzaal als het ware als een uitdaging moet worden beschouwd. Deze kwestie heeft herhaalde malen op uitvoerige wijze bespreking ondervonden. Spreker zal geen volledige herhaling van de argumenten geven, welke hij indertijd voor zijn mening heeft aangevoerd. Hij heeft eerbied voor andermans le vensopvatting en verdraagzaamheid. Hierin hoeft geen platonische liefdesverklaring te worden gezien. Zulk een platonische liefde is een liefde met het verstand, hoewel Plato veelal wordt beschouwd als een der meest gevoelsvolle wijsgeren. Spreker heeft zijn stand punt steeds degelijk gemotiveerd. Als er in de platonische liefdes verklaring, waarover de heer Vermeulen heeft gesproken, iets wordt ingesloten, wat er in werkelijkheid niet in zit, moet spreker zulks bestrijden. De heer Vermeulen heeft gezegd, dat hij de afwij zende houding van spreker niet kan begrijpen. Als gekozen ver tegenwoordiger heeft spreker gemeend hier niet alleen af te gaan op eigen oordeel, doch ook de mening te moeten vragen van des kundigen. De heer Vermeulen heeft gezegd, dat hij het oordeel heeft gevraagd van andere katholieken; als dit zijn goed recht is, heeft spreker het recht om de mening van deskundigen in te winnen. En zulks heeft hij gedaan om alle persoonlijke lichtvaardigheid uit te sluiten. Bij de beschouwingen welke thans in de raad zijn gehouden zijn twee geheel verschillende dingen ineengevloeid en wel, of subsidie aan Humanitas op principiële gronden moet worden geweigerd en of de vereniging voor Breda representatief is. Spreker zou naar aanleiding van het laatste de vraag willen stellen hoevelen er in Breda zijn, die lid zijn van de vereniging Humanitas. De heer Ver meulen heeft gezegd, velen, maar de vraag is hoevelen? Het woord „velen" laat alle mogelijkheden open. Komt genoemde vereniging in het Zuiden tot grote activiteit en als deze er is, wordt die dan niet van bepaalde zijde gestimuleerd? Spreker wenst er bovendien op te wijzen, dat door bevoegde instanties uitdrukkelijk is gezegd, dat de vereniging niet kan worden opgevat als te zijn tegen het algemeen belang. De heer VAN BOXTEL heeft er behoefte aan te zeggen, dat het al of niet verlenen van subsidie voor Humanitas niet uitsluitend be rust op de vraag of de vereniging' in Breda representatief is. Spre ker wil dit los maken van de principiële kwestie. Bij nalezing van de reeds eerder genoemde brochures heeft hij een aansporing ge vonden „Steunt Humanitas door storting op girorekening no onder vermelding „Voor Brabant". De heer KROON zegt dat de opmerkingen van de heren Kamp- huijs en Brinkerhof hem nopen nog iets te berde te brengen. Met dankbaarheid heeft hij geconstateerd, dat de heer Kamphuijs Christen is. Zulk een belijdenis is voor spreker altijd een reden tot verheugen. De heer Kamphuijs heeft spreker arrogant (overigens met een nette arrogantie) gevraagd naar zijn Christendom. Spre ker wenst hierop te antwoorden, dat zijn opvatting, welke overi-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 307