308
7 DECEMBER 1954
gens gelijkluidend is voor anti-revolutionnair en Christelijk-Histori-
schen, is, dat als de overheid komt te staan tegenover de positieve
opvatting van Humanitas tegen de Christelijke leer, dan moet zij
duidelijk haar afwijzende houding bepalen. Spreker wenst wel tole
rantie ten aanzien van de democratische beginselen, doch voor het
religieuze en maatschappelijke leven dient de Bijbel richtsnoer te
blijven. De woorden „Dwing ze om in te gaan" is een Evangelische
boodschap, welke geheel niet op het politieke vlak ligt. Het dwin
gen geschiedt niet en behoort niet te geschieden door middel van
de geldbuidel. Spreker zegt, dat er misschien wel protestant-
christelijken zijn, die er anders over denken dan hij, doch hetgeen
hij naar voren gebracht heeft is de A.R. en Chr. H. opvatting.
De heer KAMPHUIJS zegt dat hij er geen behoefte aan heeft te
weten of de heer Kroon een goed of slecht Christen is. In het begin
heeft de heer Kroon doen voorkomen, of hij namens alle protes-
tant-christelijken sprak. Het was spreker er slechts om te doen te
zeggen, dat er nog protestant-christelijken zijn, die er anders over
denken.
Mej. KOPPELAAR vraagt, waarom deze debatten eigenlijk wor
den gehouden, nu de vereniging Humanitas in Breda geen maat
schappelijk werk blijkt te verrichten.
De heer JONGBLOED wil zich eigenlijk niet in de discussie men
gen. Zijns inziens heeft de heer Vermeulen zijn standpunt goed ver
dedigd. Wat het standpunt van Burgemeester en Wethouders be
treft, dat mensen, die niet door religieuze instellingen worden ge
holpen, bij de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken terecht kun
nen, mag spreker verwijzen naar de woorden die de Minister van
Maatschappelijk Werk bij de opening van een opbouwhuis sprak
„Velen hebben geen begrip van Maatschappelijk Werk, al te velen
stellen dit gelijk met Armenzorg". Zo ziet de meerderheid van de
Raad het wellicht ook. Er zijn in Breda mensen, die lid zijn van
Humanitas. Er is een groei in de beweging te constateren. Begin
1953 waren er 70 leden, eind 1953 96 leden en thans reeds boven de
100 leden. Nu althans bij het katholieke deel van de Raad het
standpunt heerst, dat wel subsidie kan worden verleend als de
vereniging representatief blijkt te zijn, acht spreker dit ledental
het duidelijkste bewijs. Spreker wenst daarom een voorstel te doen
om een subsidie van 100,te verlenen. Wordt dit voorstel aan
vaard, dan blijkt duidelijk, dat het niet gaat om het principe en
dat hier uit rechtvaardigheidsoverwegingen de overheid ook dit
gedeelte van de bevolking wil helpen, al is dit gedeelte in even
redigheid niet zo groot.
De heer TOXOPEUS wenst zijn stem te motiveren. Als de zaak
zo is, dat hier uitsluitend geldt de vraag, of Humanitas al dan
niet representatief is, dan is hij het met het voorstel van Burge
meester en Wethouders eens. Hij stelt zich dan tevens aan de zijde
van de heer Jongbloed, indien blijkt, dat Humanitas maatschappe
lijk werk in Breda verricht.
De heer BASTIAANSEN is van mening, dat hier wel degelijk
een principiële beslissing wordt genomen. Hij wenst het subsidie
om principiële redenen af te wijzen.