314
7 DECEMBER 1954
andere zangersorganisaties in de stad, welke bij deze kwestie be
trokken moeten worden. Spreker hoopt in Januari of Februari met de
een nieuw voorstel te komen. uit
Ten aanzien van de vraag van Mevrouw van Mierlo zegt spreker, led
dat de promotie geschiedt bij gewestelijke en landelijke concoursen, 1
waarbij een jury bepaalt of het corps promoveert of niet. wij
De opmerking van de heer Jongbloed heeft spreker niet begre- 1
pen. Zijns inziens is het nodig de Federatie een vinger in de brei als
te geven en niet de individuele leden. 1
ko:
De heer KAMPHUIJS dankt voor het antwoord van Wethouder op
Stubenrouch. Hij vindt het nodig om de Culturele Werkgemeen- uit
schap in bescherming te nemen. Er is een plan om voor alle muziek- eis
verenigingen in de gemeente wat te doen. Deze zijn hiertoe aan- 1
geschreven en er is gevraagd om antwoord vóór een bepaalde
datum. zul
aai
Wethouder STUBENROUCH merkt nog op, dat hij heeft ge- gei
merkt, dat de Culturele Werkgemeenschap deze zaak aan het Ge- vei
meentebestuur wil overdragen. va:
re£
Hierna worden deze voorstellen zonder hoofdelijke stem- ine
ming aangenomen. 1
vo<
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 33 der op;
agenda, de gemeentebegroting 1955. lijh
Hij geeft gelegenheid tot het houden van Algemene Beschou- sta
wingen. zie
1
De heer QUAEDVLIEG zegt het volgende: aai
Mijnheer de Voorzitter. zoi
Burgemeester en Wethouders zullen met genoegen naar aan- aai
„leiding van hun beleid als blijkend uit de begroting of naar aan- vai
„leiding van punten in het Centraal Rapport van het afdelings- I
„onderzoek met de Raad van gedachten wisselen". oni
Op hoffelijke wijze is daarmede in het antwoord van het College str
van B. en W. op het Centraal Rapport van het afdelingsonderzoek leg
de gesteldheid van dit college aangegeven ten aanzien van de aai
begrotingsdebatten. 1 de
Nu weet iedereen, dat de termen van officiële hoffelijkheid geen laa
natuurgetrouwe weergave behoeven te zijn van de werkelijkheid. I
Ik ben zelfs enigszins verwonderd over deze hoffelijke term ge- pre
zien de soms lichtelijk geforceerde critiek van het Centraal Rap- bij
port van het afdelingsonderzoek, gezien de soms te zeer in détails hel
tredende vragen of onjuiste opmerkingen b.v. de opmerking over
de dynamische bevolkingsaanwas in de hondenwereld (Hoofdstuk 1
XI) of de vraag over de toename der kleine bedrijven, waar de vo<
Gemeente als zodanig niets mee te maken heeft. vei
Overigens heb ik alle waardering voor de wijze waarop het siti
Centraal Rapport is opgesteld. I
Ondanks dit alles neem ik aan, dat die „bereidheid met genoe- dal
gen" inderdaad bij het College van B. en W. aanwezig is, daar het p0]
begrotingsdebat, zoals ook in het Centraal Rapport terecht wordt gT(
opgemerkt, gelegenheid geeft „in breder aspect het gemeentelijk vei
beleid onder de loupe te nemen". i 1
Dit geldt te meer voor Breda omdat de Raadsleden zich de vai
nodige beperkingen weten op te leggen wat betreft het uiten van kw
hun emoties. I