316 7 DECEMBER 1954 gelegenheid bezig' gehouden en misschien zullen de sportliefhebbers toen reeds in opwinding zijn geraakt om dit festijn, dat meer dan wat ook in de publieke belangstelling staat. De regelende zorg van de politie bij deze wedstrijd is zo ver gegaan, dat de verkeerszuil op het kruispunt WilhelminasingelWilhelmlnastraat met dikke bossen stro werd bekleed, waardoor zowel gemeente-eigendom als onfortuinlijke automobilisten of wielrenners werden beschermd. In de Raad zijn bij de behandeling van het verzoek tot subsidie voor deze gebeurtenis stemmen opgegaan om die dag nog enige attracties te organiseren, die in staat zouden zijn om de bezoekers ook de verdere dag in Breda te doen doorbrengen. In 1952 en 1953 is het organiseren van feestelijkheden op grootse wijze aangepakt. Breda genoot toen zozeer de voorkeur van de Belg'en en heeft zich die voorkeur zo waardig getoond en geheel beantwoord aan de eisen die aan een centraal gelegen Benelux- stad gesteld kunnen worden. Na 1952 en 1953 betekende dit jaar een inzinking en dit kon moeilijk anders. Zeer terecht wijst het centraal rapport op „stimulering van maatregelen, die gericht zijn op bevordering van het vreemdelingen verkeer". Terecht wordt, naar mijne mening, ook gesproken van het „stimuleren" van maatregelen en niet over het „nemen" van maatregelen door de Gemeente zelf. De omstandigheden zijn de stad Breda als toeristenplaats gun stig en deze omstandigheden dienen uitgebuit te worden. Het komt me voor, dat de Gemeente de „organisatie van fees ten", waarover het Centraal Rapport spreekt, niet zelf ter hand dient te nemen maar door middel van subsidie moet stimuleren. Dit komt dus neer op de suggestie van het Centraal Rapport, dat de Gemeente misschien ook op andere manier zal dienen mede te werken dan enkel door subsidie aan V.V.V. In dit verband het aantrekkelijk maken van Breda als toeris tenplaats denk ik ook aan vergroting der koopgelegenheid door het langer openstellen van de winkels voor de vreemdelingen. Bij al hetgeen gedaan wordt voor de vreemdelingen, moet de Gemeente haar eigen inwoners en speciaal de jeugd niet vergeten. Zou de Gemeente b.v. een organisatie van wedstrijden voor de jeugd in de zomermaanden kunnen steunen? De Raad heeft in dit jaar getoond van hoe grote waarde hij het acht, dat de Gemeente voor de jeugd de juiste maatregelen neemt. In de vergadering van Maart heeft de Raad een aanzienlijk crediet gevoteerd voor een onderzoek door het Mgr. Hoogveld instituut. Het was een belangrijke beslissing waartoe alle fracties zich eendrachtig hebben verenigd. Met het onderzoek van de Bredase jeugd met de bedoeling op grond van de resultaten te komen tot een systematisch geheel van maatregelen voor de jeugd is men thans, naar ik vernomen heb, volop bezig. Indien op grond van dit onderzoek inderdaad goede maatregelen met betrekking tot de jeugd worden genomen, zullen de vrij hoge kosten (Wethouder van Houten heeft eens gezegd, dat het een eigenschap is van de jonge raadsleden of liever van personen die als raadslid nog jong zijn om nog onder de indruk te komen van hoge bedragen) wel zijn besteed. Wethouder van Houten is helaas hedenavond niet aanwezig en ik spreek mede namens de K.V.P.-fractie (ik mag hier wel mede namens de fractie spreken zonder critiek te ondervinden) de hoop uit, dat hij spoedig en algeheel genezen zal zijn en weer zijn functie als wethouder kan vervullen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 316