324
7 DECEMBER 1954
de voornaamste in uitvoering zijnde werken, een offers eisende
belasting zou betekenen van het college en de gemeentelijke
diensten.
Een derde punt in dit verband is het standpunt van B. en Wi.
ten aanzien van de raadscommissie voor de financiën. Dat B. en
W. daar niet aan willen is hun goed recht, maar het getuigt van
weinig elegance om na de toezegging, dat een onderzoek bij andere
gemeenten zou worden ingesteld, daarvan niet eigener beweging
aan de raad verslag uit te brengen en eerst na een vraag hoe het
hier mee staat, in gebrekkig Nederlands te komen vertellen dat
dit onderzoek de overtuiging heeft bevestigd, dat een dergelijke
commissie hier niet nodig voorkomt. Had het niet voor de hand
gelegen dat het bij het onderzoek verkregen materiaal ter inzage
werd gelegd?
M. d. V. ik heb deze dingen vrij scherp gezegd, maar ik meen
dat een duidelijk requisitoir de beste mogelijkheid biedt om tot
een vergelijk te komen. Want hierom en hierom alleen is het be
gonnen. En vooral daarom ben ik bij deze algemene beschouwingen
niet ingegaan op de bij mij opgekomen suggestie dat er toch niets
te bereiken zou zijn. Ik zal het zeer op prijs stellen indien ik van
de voorzitters der andere fracties zal mogen vernemen of zij het
al dan niet met mij eens zijn, dat de zakelijke verhouding tussen
de raad en het college van B. en W. verbetering behoeft in die zin,
dat B. en W. meer dan tot dusverre in de raad een college zien
dat er prijs op stelt om mee te leven in het wel en wee van de
gemeente en van haar ingezetenen en daarom niet tevreden is met
de voor een gemeente van bijna 100 000 zielen vrij ouderwets aan
doende methode van de rondvraag na elke raadsvergadering als
enig middel om te doen blijken dat men ook buiten de vergadering
zijn ogen en oren goed de kost heeft gegeven. Ik heb gehoord dat
ook de voorzitter van de K.V.P.-fractie hierop de aandacht al heeft
gevestigd. Als voorbeeld om een juist contact tussen B. en W. en
de Raad moge ik noemen het schrijven van B. en W. inzake het
Ethnografisch Museum. Evenmin tevreden is men met het voteren
van gelden en dan verder maar af te wachten wat de gemeente
rekening zal openbaren omtrent de besteding der door de raad gevo
teerde gelden. Het moge theoretisch juist zijn dat de commissie ad
hoe voor onderzoek van de gemeenterekening een belangrijke schakel
kan zijn tussen B. en W. en de raad met betrekking tot de repres
sieve toezicht, Uw College weet evengoed ais ik M. d. V., dat in
de praktijk dit onderzoek uit de aard der zaak zeer onvolledig is
en bovendien mosterd na de maaltijd. Alleen een vaste raadscom
missie voor de financiën is representatief voor de controle van de
raad op de wijze van besteding der gevoteerde gelden. Het is mij
te enenmale onbegrijpelijk dat B. en W. zich zo halsstarrig blijven
verzetten tegen de instelling van een dergelijke commissie. Het
lijkt mij zeer goed mogelijk om een zodanige taakverdeling voor de
verschillende commissies te maken dat daarbij dubbel werk wordt
voorkomen. De vooruitziende blik van de ontwerper der gemeen
tewet heeft reeds meer dan 100 jaar geleden oog gehad voor vaste
commissies van voorbereiding en bijstand. In die dagen lagen de
zaken zoveel eenvoudiger, zodat thans veel meer dan vroeger be
hoefte bestaat aan dergelijke commissies. Neen, zeggen B. en W.
al die commissies belemmeren ons maar. Vandaar wellicht ook,
dat de vergaderingen van sommige commissies pas aan de voor
avond van de raadsvergadering worden gehouden, zodat het advies
eerst staande de vergadering wordt medegedeeld? Ik acht het
wenselijk dat het gehele vraagstuk der raadscommissies onder