326 7 DECEMBER 1954 goed zal worden en indien dit werkelijk het geval zal blijken te zijn, wil ik gaarne ongelijk bekennen met mijn tegenstemmen tegen dit nieuwe tracé. Mijn definitief oordeel schort ik nog even op en met name acht ik het bemalingsriool op de plaats waar het staat, geen monumentale aanwinst. Is het te veel gevraagd als ik gaarne wil weten of dit gemaal al pompt of maalt? Ik heb er nog niets van gemerkt en het water in de haven is nog altijd niet geschikt voor drinkwater. Ik heb tot voor kort gedacht dat de sterke dyna miek der tegenwoordige maatschappij die B. en W. op blz. 2 van de M. v. A. voor ogen staat, er wellicht toe zal leiden dat het college ons binnenkort verrast met een voorstel om het gemengd zwemmen in de haven mogelijk te maken. Men kon nooit weten, maar het hedenmiddag behandelde voorstel dienaangaande heeft mij alle illusie ontnomen en blijf ik voorstander van demping van de haven en zie dit als een noodzakelijkheid voor het verkeer en de parkeerruimte in de binnenstad, waardoor men, zo niet op de duur, dan toch voor vrij lange tijd dit probleem in de hand kan houden. Een nadere positiebepaling acht ik zeer urgent omdat de toestand van de straten aan weerszijden van de haven deplorabel is. De haven wekt onwillekeurig een associatie van gedachten met de riolering en nu, weer een jaar verder, weet althans de raad nog niet, waar uiteindelijk onze riolering zal lozen. Dat het diep- riool in de binnenstad gestaag vordert, kan ieder van ons consta teren die de stad nog al eens doorkruist. Dan is het hier, dan weer daar, dat het verkeer wordt omgeleid. Het kan nu eenmaal niet anders, maar voor degene die er mee te maken heeft, is het een bron van ergernis. Ik moge met gepaste aandrang in overweging geven om, wanneer men begint met in een bepaalde straat het diepriool te leggen, de uitvoering zoveel mogelijk te bespoedigen. Naar mijn bescheiden opvatting is dit bijv. in de Wilhelminastraat inderdaad gebeurd, maar in vergelijking daarmc !t duurde het in de Teteringenstraat toch wel erg lang. Zouden B. en W. ons willen inlichten in welk voorbereidend stadium de uitvoering verkeert van de sanering van Vlaszak en Beijerd en of het gerucht waarheid bevat dat nu toch het huis van de fam. Smits gespaard blijft en het daarnaast gelegen gebouw zal worden geamoveerd met als gevolg een bajonet in het overstekend verkeer? Toch in de buurt zijnde, informeer ik dan meteen maar even hoe het staat met de plannen om het voormalige Oude Mannenhuis in te richten voor tentoonstellingsruimte. Een aantal andere meer en minder belangrijke punten, met. be trekking tot de dienst voor openbare werken, laat ik thans ter wille van de beknoptheid maar onbesproken, om een ogenblik te verwijlen bij het probleem der woningvoorziening, waarmede naast de wethouder voor Openbare Werken, ook de wethouder voor So ciale Zaken te worstelen heeft. U zult mij willen toegeven M. d. V. dat wanneer U een jaar geleden de werkeloosheid nog als volks vijand no. 1 beschouwde, wij thans, nu we, weer een jaar verdei zijn, deze op zich zelf allerminst begeerlijke eerste plaats weer moeten inruimen voor de woningnood. Een gelukkig verschijnsel, inderdaad M. d. V., want een werkeloosheid van grote omvang is funest voor een behoorlijke gang van zaken en hoewel ik niet zo optimistisch ben om te geloven dat deze plaag voorgoed tot het verleden behoort en waakzaamheid geboden blijft, op dit moment is er eer sprake van gebrek aan werkkrachten dan van werkeloos heid en elke poging om te trachten de nog resterende werklozen alsnog in het arbeidsproces in te schakelen verdient aanbeveling.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 326