328 7 DECEMBER 1954 van terecht zal komen, ook al is het rapport van de desbetreffende staatscommissie thans gepubliceerd. De geschiedenis heeft geleerd en zal ook nu weer leren hoeveel voetangels en klemmen, om niet te spreken van dogma's, er op dit terrein liggen. De brug bij Gor- cum en zelfs het Deltaplan geef ik meer kans dan de herziening- van de Armenwet. Voor een speciaal punt zou ik thans reeds spe ciale aandacht willen vragen en dit betreft het vraagstuk der be jaarden. Hier ligt een taak voor de gemeenschap, niet zozeer op materieel terrein maar voornamelijk uit een oogpunt van tijds besteding, huisvesting enz. De gasthuizen, waarin meermalen man en vrouw die de gouden bruiloft reeds gevierd hebben, hun laatste levensjaren gesepareerd moeten doorbrengen, zijn niet meer van deze tijd en een moderne aanpak van het bejaardenvraagstuk biedt belangrijke perspectieven. Zouden B. en W. althans op dit punt niet willen afwachten, maar een nauwgezette studie ter hand nemen Komende tot de wethouder voor onderwijs en voor culturele aan gelegenheden, kan ik heel kort zijn. Het aantal scholen wordt regel matig uitgebreid en de outillage van de bestaande scholen geleide lijk verbeterd en het enige wat ik de wethouder op het hart zou willen binden is, dat hij vooral zorge zich boven de partijen te stel len en steeds de belangen van het onderwijs in zijn algeheelheid voor ogen te houden en met name het openbaar onderwijs als zijn eerste zorgenkind te beschouwen omdat de wet hier een taak aan het gemeentebestuur heeft opgedragen, die bij het bijzonder onder wijs de schoolbesturen regardeert. En wat de culturele zaken betreft, M. d. V., er zou moed toe behoren om na de lauwerkransen die in de vorige vergadering de wethouder zijn omgehangen, nu met kritiek te komen. Ik heb daaraan geen behoefte en geef de heer Stubenrouch nog gaarne een jaar lang de gelegenheid om de plannen te verwezenlijken, welke hij op het papier heeft staan of nog in gedachten heeft. Maar bij een volgende begroting zal ik dan toch gaarne een lijst zien van hetgeen is bereikt en waarbij het wezenlijk belang van de werkzaamheden der Sportstichting en der Culturele werkgemeen schap nader aan het licht treedt. Na de discussie van hedenmiddag over het gemengd zwemmen behoef ik niet te herhalen dat ik van de wethouder met betrekking tot dit punt een ruimere blik en meer oog voor de werkelijke situatie had verwacht. Last not least, M. d. V., het gemeentelijk financieel beleid. Men beweert dat wanneer een volksvertegenwoordiger belast wordt met een bestuurstaak, bijv. minister, gedeputeerde of wethouder, hij een ander jasje aantrekt. Ik geloof dat dit ook met de heer Meijs het geval is geweest, maar dan in andere zin dan als regel het geval is. Ik herinner mij de heer Meijs toen hij alleen raadslid en fractievoorzitter was, als wat men in de wandeling een „Zuinige Pieter" noemt. Die zuinigheid heb ik bij de heer Meijs als wethou der niet kunnen ontdekken. De beheerder van openbare financiën heeft nu eenmaal de onaangename taak om op de kleintjes te let ten en te zorgen dat de eindjes aan elkaar geknoopt kunnen wor den. Van dit aan elkaar knopen is de laatste jaren geen sprake meer, tenzij men de sluitpost, bijzondere rijksbijdrage wil beschou wen als een schakel in de ketting van uitgaven en inkomsten die houdbaar is. Ik geef direct toe dat geen enkele wethouder van financiën kans zou zien om het zonder die schakel klaar te spelen, maar ik kan mij toch niet los maken van de indruk dat de heer Meijs zonder veel bezwaar vrijheid vindt om deze sluitpost telkens maar weer groter te maken. Voor hen die nog altijd niet geloven in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 328