330
7 DECEMBER 1954
komende gevallen bezwaar heeft tegen een bepaalde candidaat,
men dit dan ook openlijk zegt. Het verloop van de benoeming die
ik hier in het geding breng, heeft mij voor een ogenblik een gevoel
van onbehagen gegeven.
Ik zal niet in herhaling treden van de discussie die wij heden
middag gevoerd hebben over het door Humanitas gevraagde sub
sidie, maar meen toch in verband met de onderlinge verhouding in
deze raad, ook bij deze algemene beschouwingen mijn teleurstelling
te moeten uiten, dat aan een bepaalde groep van de bevolking on
recht wordt gedaan, enkel en alleen omdat zij het etiket „christe
lijk" niet voert, doch in wezen in niet mindere mate de naasten
liefde beoefent dan welke vereniging ook, die dit etiket wel heeft
opgeplakt. Ik ben erkentelijk voor de woorden die de voorzitter
van de K.V.P.-fractie aan het adres van weth. Van Houten heeft
gericht en voor de goede wensen welke voor zijn beterschap zijn
geuit.
M. d. V. ik heb mijn onderwerpen behandeld in vrijwel omgekeer
de volgorde als vorige jaren en opzettelijk de verhouding B. en W.
en raad als hoofdschotel beschouwd. Ik hoop dat de verdere ge-
dachtenwisseling, die hieruit voortvloeit, er toe zal bijdragen om
in het komende jaar in de beste verhoudingen samen te werken in
het belang van deze, ons allen na aan het hart liggende gemeente.
Ik heb gezegd.
De heer SONDERMEIJER zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Op dit moment nu wij voor de tweede maal in deze zittings
periode de begroting ter behandeling hebben gekregen is het mij
nog duidelijker dan het vorig jaar, dat het raadslidmaatschap geen
sinecure is. De raad in zijn geheel en daardoor ook ieder lid afzon
derlijk heeft een grote verantwoordelijkheid. De besluiten, genomen
door de Raad, moeten wij met onze volle verantwoordelijkheid kun
nen dekken. De besluiten moeten genomen worden met het doel
het algemeen Gemeentebelang te dienen. Slechts dan mag het
groepsbelang gediend worden, wanneer dit het Gemeentebelang
niet schaadt.
Het overkomt mij wel eens dat ik een teleurstellend gevoel heb,
wanneer een besluit genomen is dat niet in overeenstemming is
met mijn eigen inzicht, maar dit acht ik op zich geen reden om
daarom het genomen besluit af te keuren. Deze afkeuring mogen
wij slechts uitspreken wanneer een genomen besluit te zeer het
stempel draagt van politiek of groepsbelang.
Mijnheer de Voorzitter, ik spreek mijn waardering uit voor de
werkzaamheden, die sinds de vorige begrotingsbehandeling door
het College van Burgemeester en Wethouders zijn verricht en voeg
hieraan toe een woord van dank aan het secretariepersoneel aan
de hoofden van dienst en het personeel der bedrijven.
In het algemeen kan gezegd worden dat door degenen die gere
geld contact hebben met de inwoners der stad dit contact op uit
stekende wijze wordt onderhouden. Misschien moet ik een uitzon
dering maken namelijk met betrekking tot het Woningnoodbureau,
omdat men daarover nogal eens klachten hoort over gebrek aan
hoor en wederhoor. Intussen wil ik niet verhelen dat dit Bureau
een moeilijke taak heeft en niet in staat kan zijn het nu iedereen
naar de zin te maken.
De Crediet- en Voorschotbank heeft met grote moeilijkheden te
kampen gehad en heeft daardoor nogal eens een onderwerp van
bespreking in de Raad uitgemaakt. Er is daardoor een reden te-