7 DECEMBER 1954
333
tegemoet mogen zien betrekking hebbende op de uitvoering van de
grote bouwwerken hiervoor vermeld.
Naar aanleiding van onze opmerking bij de begroting van het
vorige jaar en in het centraal rapport van dit jaar om gelijk
schakeling van de watertarieven in Breda en oud-Princenhage,
krijgen wij telkens te horen dat daartoe nog niet kon worden, over
gegaan. Nu vermeld het antwoord op het centraal rapport o.m. dat
gewacht zou dienen te worden op de wettelijke regeling met be
trekking tot de waterleiding. Wij zullen het echter op prijs stellen
indien de gelijkschakeling van de tarieven zo veel mogelijk bespoe
digd kan worden.
Bet komt ons voor dat nog steeds te weinig rekening wordt ge
houden met een vertegenwoordiging van de Raad bij officiële ont
vangsten ten Gemeentehuize.
Mag ik besluiten met het uitspreken van de wens dat de Raad
door eendrachtige samenwerking en met Gods hulp veel mag be
reiken in het belang van onze Gemeente.
De heer MINDERHOUD zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Evenals zojuist enkele mijner voorgangers reeds hebben gedaan,
wil ik ook beginnen met het College van Burgemeester en Wet
houders dank en hulde te brengen voor hun toewijding, die zij heb
ben betoond bij het behartigen van de belangen der gemeente
Breda.
Door allerlei moeilijkheden hebben zij zich op kundige wijze
heengewerkt en de leden van de gemeenteraad voor geen grote
puzzles geplaatst.
Ook danken wij het gemeentepersoneel voor de wijze waarop zij
hun werkzaamheden hebben verricht en voor de hulp, die wij van
hen hebben ontvangen, als de raadsperikelen ons wat duister
waren.
Hebben wij, bij de behandeling van de vorige begroting, naar
voren gebracht, dat dient te worden afgewacht hoe de samen
werking zou zijn in de nieuwe raad sinds September 1953, thans
kan hierover een beter oordeel worden uitgesproken en wij moeten
erkennen: „het valt aardig mee!"
Al zijn wij het dan niet altijd eens over sommige zaken, wij vlie
gen elkaar toch ook niet in de haren en het moet gezegd, dat na de
raadsvergaderingen er geen sprake is van enige animositeit.
Na het voorgaande kan allicht de gedachte opkomen, dat wij
alles zo mooi vinden, dat ik nu maar beter verder zou kunnen
zwijgen en verder geen beroep doen op Uw tijd en aandacht.
Zó is het nu echter ook weer niet. Altijd zijn er wensen, die tot
heden onvervuld bleven, zodat ik toch nog even aan het woord wil
blijven.
Wat de begroting betreft, ze is helaas nog niet sluitend, integen
deel het tekort is voor 1955 weer groter en bij het aanbieden der
begroting 1955 hebt U medegedeeld, dat voor de jaren 1956 en 1957
er nog een groter tekort zal zijn. Erg rooskleurig is dit vooruit
zicht dus niet en al hebben wij in de laatste jaren wel begrepen,
dat de tekorten op de begroting de gang van zaken in de gemeente
niet al te ongunstig beïnvloeden, toch kan deze toestand niet te
lang meer blijven voortduren.
Van Uw aandrang op de betrokken Rijksinstanties om de ge
meente Breda toch het haar toekomende te verstrekken, zijn wij
overtuigd. Evenwel, ieder jaar met een schone lei beginnen is toch
nog steeds de gewenste toestand.