338 7 DECEMBER 1954 voor dit onderdeel van het gemeentelijk beleid zeer interesseren, en dat zij wel wat meer willen weten over de stand van zaken en over de te verwachten activiteit. Gesproken wordt in dit rapport ook over de wijze, waarop het gemeentebestuur nieuwe industrieën kan aantrekken. Wanneer ik het antwoord van Uw College lees, treft mij de zin snede: „wij hebben de indruk dat het ontbreken van bouwrijpe terreinen het vestigen van nieuwe industrieën heeft verhinderd". Dat is eerlijk gezegd. Maar het is wel erg, dat het gezegd moest worden. Er blijkt een tekort te zijn geweest. Hoe dat tekort er is kunnen zijn, wordt niet onthuld, buiten de vrij vage zinsnede die inhoudt dat het toch niet vlotter had gekund. Het is niet mijn bedoeling een commissie te stichten die zich met de zaken van Uw College gaat bemoeien en daardoor van Uw Col lege een deel van de verantwoordelijkheid zou afnemen. Mijn doel is, dat wordt vastgesteld of Breda behoefte heeft aan nieuwe bedrijven en zo ja, aan welke soorten en, als dat is gebeurd, met welke middelen Breda dan dergelijke bedrijven mag en moet aantrekken. Zeer algemeen dus. Wanneer men eenmaal gaat stimuleren, moet men toch ook we ten wat men gaat stimuleren en waarmee. Men moet richtlijnen hebben, grenzen trekken. M.i. b.v. mag de gedachte aan de „be scherming" van reeds bestaande bedrijven wel meespelen in de ge vallen waarin de gemeente actief „trekt", niet in de gevallen waarin het nieuwe bedrijf eigener beweging een plaats in Breda zoekt. M.i. mag de gemeente zich wel afvragen welke soort van bedrij ven voor de Bredase arbeidsmarkt verkieslijk zijn en zich op het aantrekken daarvan toeleggen. M.i. mag de gemeente wel propaganda maken doch niet op iedere manier en wel zorgen voor terreinen op geschikte plaatsen, doch niet op verkapte wijze bij een bedrijf geïnteresseerd zijn. Bij de behandeling van de vorige begroting heeft U, Mijnheer de Voorzitter, mij gevraagd om voorbeelden te noemen. Dat is mij niet gemakkelijker gemaakt door de soberheid van Uw antwoord. Over de kleine bedrijven zegt U vrijwel niets. Over de terreinen zegt U meer: daarmee is nog niet alles koek en ei. Over de propaganda zegt U weinig: er zijn advertenties geplaatst in daarvoor geëigende periodieken (welke?). Het komt mij voor dat uit die ingetogenheid Uwerzijds conclusies mogen worden getrokken. Weet Uw College welke soort bedrijven hier bij voorkeur moeten worden aangetrokken en op welke wijze? U zoudt misschien voorbeelden wensen, van gemiste kansen. Die zijn voor een simpel raadslid, die nog meer te doen heeft, niet makkelijk te vinden. Maar ik herinner me, dat vorig jaar de heer Bastiaansen heeft gesproken over een bedrijf, dat hier in de buurt is gekomen en dat, qua vraag naar arbeidskrachten, bij ons niet welkom zou zijn geweest. Zo iets bedoel ik. Als voorbeeld moge ik hier noemen de schoenfabriek Benzo welke naar Etten is gegaan. Is er wel genoeg aan gedaan, om dat te voorkomen? U zegt: er waren geen terreinen. Dat bedoel ik. Men vraagt om industrieflats. Op welke voorwaarden mag een gemeente die ter beschikking stellen Wij zullen telkenmale, van geval tot geval, een besluit nemen, en aldus, wellicht, moeizaam een soort jurisprudentie vormen, waaruit men het raadsbeleid kan kennen. Is het niet juister dat de raad zich tevoren althans in hoofdzaken realiseert, hoe hij wil handelen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 338