346
8 DECEMBER 1954
bestaande uit een Ik1 van het gemeentebestuur en vertegenwoordigers
van de Kamer van Koophandel en van Breda's Industrieel Contact.
Het is voorwaar geen geringe in gebrekestelling van ons college.
Laat ik beginnen met vast te stellen dat de onrust omtrent de in
dustrialisatie van Breda in de boezem van Burgemeester en Wethouders
reeds lang bestaat en dat daarvan ook in Uw raad op daarvoor ge-
eigende momenten is gebleken. Ik moge U verwijzen naar mijn nieuw
jaarstoespraken van 1953 en 1954 en naar de prae-adviezen van B. en
W. betreffende het Krogtenplan.
Ik wil U thans in grote lijnen een beeld geven van de ontwikkeling
van het industrialisatiebeleid. Voor de oorlog zijn slechte ervaringen
ondervonden met het Belcrumkwartier. Er zijn grote investeringen ge
daan, die renteloos zijn gebleven. Het stadsbestuur moest met de
grond leuren om ze aan de man te brengen. Na de oorlog kwam er
een grote omkeer. Niet alleen in Breda doch overal in het zuiden.
In Breda was er toen geen grond meer van betekenis. Het Algemeen
Mijnwerkersfonds, de grootste eigenaar van de gronden in de Krogten
was niet bereid de gronden te verkopen zonder een goedgekeurd uit
breidingsplan.
Dit uitbreidingsplan is nu met alle verwikkelingen en complicaties tot
stand gekomen. Ik wil U met vermelding van data een inzicht geven
in de tot standkoming van het Krogtenplan.
Op 17 Dec. 1952 werden bij raadsbesluit het uitbreidingsplan alsmede
de voorlopige goedkeuringen op de onteigening vastgesteld. Door Ge
deputeerde Staten werd op 13 Mei 1953 het uitbreidingsplan goedge
keurd. Op 15 April 1953 had de vaststelling van het onteigeningsplan
plaats, terwijl op 20 April 1954 door de Kroon de goedkeuring op de
onteigeningen werd verleend. De tijd tussen de voorlopige vaststelling
van het onteigeningsplan en de goedkeuring door de Kroon is niet
werkeloos doorgebracht. Er moesten naar het Ministerie van Economi
sche Zaken meerdere reizen worden ondernomen. Dank zij de belang
stelling van de Minister van Wederopbouw volgde zoals gezegd reeds
in April 1954 de goedkeuring van de Kroon, waarna de onteigenings
procedure een aanvang kon nemen. In de raadsvergadering van Dec.
1952 werd een crediet beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van
de aanleg van het industrieterrein. Begin 1953 was het ingenieursbureau
van Kleef gereed met zijn voorlopig ontwerp, waarna bij raadsbesluit
van 11 Februari 1953 een crediet werd verleend van f 2.750.000,voor
de aanleg van het industrieterrein. In Aug. 1954 is dit crediet met
f 260.000,verhoogd en gebracht op f 3.010.000,De machtiging van
Gedeputeerde Staten om tot opspuiting van het terrein over te gaan
tot een bedrag van f 1.510.000,werd verleend op 13 Oct. 1954. Op
4 Januari a.s. sluit de inschrijvingstermijn voor de opspuiting van het
terrein, waarna met het werk kan worden aangevangen. De verdere
goedkeuring van het crediet wacht op nadere gegevens, die aan Ged.
Staten moeten worden ingezonden. Intussen is echter de onteigenings
procedure verder gegaan. Totaal is in het onteigeningsplan opgenomen
65,4705 HA verdeeld over 28 eigenaren. Met 24 eigenaren (rond 55
HA) is overeenstemming bereikt over minnelijke aankoop, terwijl met
4 eigenaren (rond 10 HA) geen overeenstemming kan worden bereikt.
De laatste aankoop (van Snijders) komt heden in de vergadering. Van
3 eigenaren (ruim 8 HA) heeft reeds een voorlopige inbezitneming
plaats gehad, terwijl met 1 eigenaar nog een gerechtelijke procedure
loopt. Vrij van pacht zijn gebleven ongeveer 40 HA, terwijl of door
overeenkomst of via de pachtrechter nog ongeveer 25 HA uit de pacht
zijn te nemen. Met de Staat wordt nog onderhandeld over 1 perceel,
dat niet direct nodig is. Als ik U verder vertel dat voor aankoop de
navolgende colleges moeten worden ingeschakeld: B. en W., de Bouw-