354
8 DECEMBER 1954
gezet voor de oprichting van een nieuwe schouwburg. Er is opgemerkt
dat in Breda, welke plaats een cultureel middelpunt vormt, zo weinig
gehoord wordt over de bouw van een nieuwe schouwburg. Spreker
wil ten aanzien hiervan alleen opmerken dat spreken zilver en zwijgen
goud is. Hij verzoekt de raad in deze nog even geduld te hebben,
aangezien aan de plannen momenteel hard wordt gewerkt.
Over de vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen wil spreker niet
veel zeggen, aangezien B. en W. voornemens zijn om deze zaak in zijn
geheel opnieuw te bezien. De voorstellen dienaangaande zullen in de
loop van het volgend jaar de raad bereiken.
Met betrekking tot het onderwijs deelt spreker mede dat hij vroeger,
toen hij nog aan de andere1 kant van de collegetafel zat, wel eens heeft
gezegd, dat het onderwijs hem na aan het hart ligt. Het doet hem
genoegen dat de raad intens op het gebied van het onderwijs meeleeft,
doch spr. kan het gevoel niet van zich afzetten dat er toch altijd iets
op de achtergrond zweeft. Thans in naar voren gekomen de kwestie
van het openbaar lager onderwijs, hetgeen volgens hem in de laatste
vergaderingen meer is gebeurd. Als de conglomeratie van de stad
wordt bekeken dan kunnen bepaalde conclusies worden getrokken.
Het is belangrijk te constateren dat de laatste tijd hoe langer hoe meer
Interesse bestaat voor het bijzonder onderwijs, hetzij katholiek, pro
testant of neutraal. Ook het bijzonder neutraal onderwijs neemt toe,
zowel het onderwijs van de stichting Nutsscholen als van de Jan Ligt-
hartstichting. De bevolking in Breda heeft behoefte aan een eigen
vorm van bijzonder onderwijs. Het beleid inzake het openbaar onder
wijs behoeft volgens hem niet te veranderen, omdat de ouders zelf
stimuleren in de richting van het bijzonder neutraal onderwijs. Iets
wat in den lande nog geen opgeld doet, doet het in Breda wel, gezien
de houding der ouders. Het bijzonder onderwijs wordt dan ook over
de gehele lijn in Breda alle medewerking verleend. Het openbaar
onderwijs zal derhalve als aanvullend onderwijs moeten worden ge
zien. Het is daarentegen wel een plicht van het gemeentebestuur om
het openbaar onderwijs toch goed te doen zijn. Spreker wil in deze
niet in details treden.
Tenslotte deelt spreker nog mede, dat de verhouding met de onder
wijscommissie uitstekend is en dat er op het ogenblik inzake de bouw
van een tweede ambachtsschool overleg wordt gepleegd tussen het
gemeentebestuur en de betrokken stichting. Voorts brengt hij met be
trekking tot het buitengewoon lager nijverheidsonderwijs een eresaluut
aan de Broeders van Huybergen. Aanvankelijk stond de rijksinspectie
inzake dit soort van onderwijs zeer sceptisch, thans heeft de rijksin
spectie een stimulerende houding aangenomen.
De heer QUAEDVLIEG zegt gedachtig de woorden van de voorzitter
met betrekking tot de lengte van de raadsvergaderingen, zijn antwoord
zo kort mogelijk te zullen houden. Zijn angst voor het schot in het
donker is door de woorden van de voorzitter afgenomen. Hij vestigt
er echter nog uitdrukkelijk de aandacht op dat zijn opmerkingen
inzake de industrialisatie niet gezien moeten worden als een verwijt
aan het college van B. en W. Spreker zegt dat de voorzitter gewezen
heeft op het absenteisme in de raadscommissies en dat, ondanks het
advies van de commissies, toch nog in de raadsvergadering over het
betrokken onderwerp wordt gesproken. Hij zegt slechts van één com
missie deel uit te maken en de practijk van de andere commissies niet
te kennen. Met betrekking tot de bouwcommissie wil hij del opmerking
wel terugkaatsen. Het bezoek van de leden van de bouwcommissie
is steeds goed en de raad volgt meestal het advies dezer commissie op.
Zou er absentie voorkomen dan komt het meestal omdat de oproep