8 DECEMBER 1954 355 de leden te laat bereikt, waardoor het onmogelijk kan zijn de verga dering nog bij te wonen. Overigens heeft spreker geen opmerkingen meer ten aanzien van de door B. en, W. gegeven antwoorden. De heer Jongbloed heeft zijn teleurstelling geuit over de niet-benoe- ming van een lid van diens fractie in een, commissie. Spreker verklaart uitdrukklijk dat de gang van zaken hem spijt. De keuze was niet ge daan om teleurstelling op te wekken. Van enig opzet bij de K.V.P.- fractie is geen sprake geweest. De vertegenwoordiger van de K.N.P. heeft aangehaakt op de uitdrukking „gebrek aan eenheid". Deze meende dat dit sloeg op de onderhandelingen, die tussen de partijen zijn ge voerd. Dit is echter niet het geval. Spreker zegt met deze opmerking bedoeld te hebben, dat er in de raad tussen de K.V.P. en de K.N.P. geen eenheid is, zoals met de groep Meijs, welke groep zowel in gods dienst als in politiek gelijk is aan de K.V.P.terwijl er tussen de K.N.P. en de K.V.P. alleen een eenheid in levensbeginsel bestaat. De heer JONGBLOED merkt op dat ook hij in zijn antwoord gaarne kortheid wil betrachten. De heer Minderhoud heeft gezegd dat men ieder het zijne moet geven. Spreker wil opmerken dat de heer Min derhoud dit ook in de practijk moet do-en; bij de subsidie-behandeling van Humanitas heeft hij dit toch niet gedaan. Ook de heer Kroon, die de democratie met zijn lippen verkondigt, is bij de sub-sidiebehan- deling van Humanitas in werkelijkheid van zijn democratie afgeweken. Volgens spreker is het college van B. en W. bij zijn beantwoording over de parkeerruimte-aangelegenheid heengegleden. Met betrekking tot de „studiereis" van de fractievoorzitter van -de V.V.D. over het verkeers probleem, merkt hij op, -dat hij de heer Toxope-us gaarne had mede genomen naar Denemarken om ook daar de situatie in ogenschouw te nemen. Met de opmerking van de voorzitter over de Havenkwestie kan spreker volkomen instemmen. Juridisch i-s er geen raadsbesluit; het beroep van de raad is door -de Kroon verworpen. Er zal derhalve een nieuw raadsbesluit nodig zijn. Hij hoopt dat deze aangelegenheid, die op het ogenblik bij B. en W. in studie is, in het -begin van het volgend jaar de raad zal worden voorgelegd. Het komt hem voor dat B. en W. er wel prijs op zullen stellen te weten waar ze uiteindelijk aan toe zijn: dempen of niet dempen. Spreker heeft waardering voor het breedvoerig betoog van de voorzitter over de industrialisatie. De voorzitter mag wederkerig ook de fractievoorzitters dankbaar zijn dat zij -de gelegenheid geboden hebben om in het openbaar het industriali satieprobleem te stellen zoals het is. Spreker geeft toe dat met onteige nen een lange tijd gemoeid is. Hij wenst het college bij de verdere uit werking van -de ind-ustrialisatieplannen in 1955 alle succes. Spreker zegt af te zien van een raadscommissie voor de industrialisatie. Voor een commissie van deskundigen is hij geen voorstander. Hij is erkentelijk voor de uitvoerige belichting van het indu-strialisatieprobleem. De zaak moet tussen, B. en W. en -de raad niet als een degengevecht wor den gezien, maar meer als een forum. B. en W. hebben van een dui delijk inzicht in deze materie blijk doen geven. De mededeling van de voorzitter dat deze voornemens is een senio renconvent bijeen te roepen stelt spreker ten zeerste op prijs. Dit kan B. en W. en de raad ten goede komen. Alle commissies zullen daarmede echter niet overbodig worden. Hij wil genoegen nemen met de toe zegging dat het in het voornemen van B. en W. ligt tot reorganisatie van de commissies over te gaan. Ten aanzien van de opmerkingen van wethouder Meijs herhaalt spre ker wat hij in de eerste instantie -heeft gezegd, n.l. dat de wethouder van financiën op de- geldkist moet zitten. Deze moet steeds, mogelijk tegen zijn overtuiging in, het financieel beleid voor ogen houden. Dat,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 355