374 9 DECEMBER 1954 behuizing van het gezin. Zij dringt eveneens aan op soepele toepassing der normen. Wethouder MEIJS wil Mejuffrouw Koppelaar en de heren van den Eeden en Nieuwlaat tegelijk beantwoorden. Het gaat hier over de maatstaven voor de bezetting der woningen. Men mag hier een wijks- gewijze indeling niet uit het oog verliezen. Bepaalde personen zouden kunnen komen in een wijk waar ze niet thuis horen. Hij verschilt in dit opzicht van mening met de heer van den Eeden. Men trekt deze ge zinnen niet op door ze in een andere omgeving te plaatsen. Het col lege van Burgemeester en Wethouders heeft jongstleden Dinsdag be sloten de bouw van woningen voor sociaal-zwakkeren in een bepaald gebied te bevorderen. Spreker zou het afkeuren, indien het Woningbe drijf strengere maatstaven zou aanleggen dan particulieren. In het verleden is dit misschien wel het geval geweest. In ieder geval wordt hieraan aandacht besteed. Spreker gelooft, dat men wel objectief is. De heer VAN DEN EEDEN meent, dat de Wethouder zich niet posi tief uitdrukt. De toezegging, dat de maatstaven worden herzien acht hij niet voldoende. De ervaring leert, dat men de a-socialen niet bij elkaar moet plaatsen. Hij verwijst naar de z.g. „Sing-sing". Het lijkt hem juister dergelijke gezinnen te spreiden. Zonodig kan het wijkwerk aan hen aandacht blijven besteden. De heer TOXOPEUS vindt het jammer, dat deze aangelegenheid niet in het Centraal Rapport is aangesneden. Een behandeling zou dan nu met meer succes kunnen geschieden. Hij vindt de uitdrukking „a-so ciaal" onaangenaam. Er is een sterke nuancering in die groepen. Hij voelt veel voor het standpunt van de heer van den Eeden. Spreker zou willen vragen, indien dit doenlijk is, of het College dit vraagstuk niet eens nader onder ogen wil nemen en daarover binnen niet al te lange tijd een prae-advies uitbrengen. De heer JONGBLOED heeft vernomen, dat Burgemeester en Wet houders overwegen een complex woningen voor a-socialen te bouwen. Dit opent zijns inziens de mogelijkheid te zijner tijd over dit vraag stuk van gedachten te wisselen. De raad zal zich dan hierover kunnen uitspreken. Mejuffrouw KOPPELAAR zegt, dat zelfs de deskundigen over dit probleem nog niet zijn uitgepraat. Zij noemt een recent voorbeeld van een woonwagenbewoner, aan wien een woning werd toegewezen in een wijk voor a-socialen. Dit gezin bleek het beste uit de buurt. Latei- verhuisde men naar Rotterdam, waar het gezin in een betere omge ving werd geplaatst. Het voorbeeld leert, dat men niet te vlug een stempel op deze mensen moet drukken. Mevrouw VAN1 MIERLO is het volkomen eens met de heer van den Eeden, voor zover betreft het tezamen brengen van deze mensen in dezelfde huizen. Ten aanzien van niet-samenwonende gezinnen is spreekster het met de Wethouder eens. Wethouder MEIJS merkt op, dat de heer van den Eeden een sprei ding gewenst acht door de gehele stad. Zelf voelt hij ook niet voor het bepaaldelijk tezamen brengen van deze mensen in één wijk, doch ook niet voor een totale spreiding. Men moet ook rekening houden met de belangen van anderen. In de loop der jaren kunnen de ge zinnen, die maatschappelijk zijn opgeheven, naar een behoorlijke wijk verhuizen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 374