9 DECEMBER 1954
395
troosten met de gedachten, er wordt over ons gesproken. Een schrale
troost, Mijnheer de Voorzitter. Ook in onze raadsvergaderingen werd
de nood van deze groepen naar voren gebracht en er werd ook wel
eens een enkele maal gehoor aan gegeven. Echter niet in die mate,
dat men in die groepen van een welvaart hoorde spreken. Ik vraag
mij af of deze bejaarden, die hun gehele leven gearbeid hebben om
te trachten meer welvaart te brengen, nu goed genoeg zijn om van
de kruimels, die van de tafel vallen, te leven.
Het antwoord hierop behoeft U niet te geven. Ik ben er van overtuigd,
dat beide colleges er anders over denken. Maar waarom dan deze
groepen zo weinig geholpen of tegemoetgekomen? Daarin spelen an
dere factoren een rol. Een rol, die tot stilstaan dient te worden ge
bracht, tenzij men bereid is ook deze mensen te helpen.
Namen noemen van deze factoren? Het toekennen van een subsidie
van f 15.000,voor culturele doeleinden, die in hoofdzaak bestemd
zijn voor kunstavonden die in Concordia gehouden zullen worden om
de cultuur onder onze bevolking te verhogen. Een prachtig streven,
Mijnheer de Voorzitter, maar zijn dit de meer gefortuneerde inwoners
en ook de niet-ingezetenen van Breda, die deze cultuurverheffing van
node hebben, of zijn dat die bewoners, die nauwelijks het concertge
bouw als ik die naam nog mag gebruiken van binnen kennen?
De eerstgenoemden zullen van het te geven kunstgenot profiteren. Zij
zullen geen verhoogde entreegelden behoeven te betalen. De andere
groepen w.o. de handarbeiders, in de ruimste zin, en de vergeten groe
pen, werden niet vergeten, maar uitgesloten.
Mijnheer de Voorzitter, men zal mij op dit punt kunnen aanvallen,
omdat ik bij de behandeling van het voorstel op die groepen, die m.i.
het eerst in aanmerKing dienden te komen voor cultuurverheffing heb
gewezen. Er zijn toen wel enige toezeggingen gedaan, doch ik ben daar
niet gerust op en zou dit vastgelegd willen zien. Waar blijven de
ouders van de grote gezinnen? Ik denk vooral aan de vrouwen, die
tot in de nacht met het herstellen van de kleren doende zijn om hun
kinderen weer behoorlijk voor de dag te laten komen. Ja, zullen
velen onder ons denken en straks misschien ook wel tot uiting willen
brengen, wij zijn de strijders voor de grote gezinnen. Ook wij weten
dat, Mijnheer de Voorzitter. De andere politieke groepen staan daar
niet afwijzend tegenover. Ik had toch wel verwacht, dat Burgemeester
en Wethouders in de eerste plaats in deze poging tot cult.uurverheffing,
de bewoners had onderverdeeld, in: zij die geen f 2,50 kunnen neer
tellen om een kunstavond bij te wonen en degenen, die dat wel kun
nen. Voorts werd bij monde van de heer Van den Eeden, door de
K.V.P. in de voorlaatste vergadering, het voorstel gedaan en door de
Raad bekrachtigd, om de grote gezinnen een reductieverhoging toe
te kennen op gas- en electriciteitsverbruik. Met een bemerking mij
nerzijds heb ook ik mijn stem hieraan gegeven er op wijzende, dat
hiervan ALLE grote gezinnen, ongeacht hun financiële draagkracht,
zouden profiteren. Bij dit voorstel van de K.V.P. en ondersteund door
de heer Jongbloed, deed ik een beroep op Uw College met een voor
stel te komen om de gepensionneerden en rentetrekkers, kortom voor
alle inwoners die op de randt van de armoede leven, ook deze reductie
deelachtig te doen zijn.
Ik mocht d.d. 5 November j.l. van Uw College schriftelijk antwoord
ontvangen, waarvoor mijn dank. In dit antwoord zeggen Burgemeester
en Wethouders dat het in de bedoeling ligt het verbruik van electrici-
teit-energie en gas te stimuleren. Mijnheer de Voorzitter, dit is juist
het tegenovergestelde wat de voorstellers beoogden. In dit antwoord
keren Burgemeester en Wethouders de rollen om, niet de mensen,
de grote gezinnen, zullen hiervan beter worden, maar het bedrijf.