- 2 -
schillend kan denken, zegt spreker, zijn Burgemeester en Wethouders van
mening dat dit voorstel buiten bepaalde grenzen van fatsoen gaat, omdat
dit voorstel geheel is afgestemd op het voorstel van de Amsterdamsche
Bank. Hij is van oordeel dat, indien offerte aan Van Mierlo was gevraagd,
Van Mierlo en Zn N.V. een lening had geoffreerd met gelijke voorwaarden
als de Amsterdamsche Bank.
Bovendien vraagt spreker zich af of de gemeente op het voorstel om
van de koerswinst te profiteren mag ingaan en geeft als zijn mening te
kennen, dat dit niet met het gemeentelijk fatsoen strookt.
Tenslotte acht spreker ingaan op het 2e voorstel ook niet juist, om
dat het publiek het zal ontgaan dat in de toekomst premi'ên worden ont
houden.
De heer JONGBLOED is verrast door hetgeen wethouder Meijs heeft medege
deeld en acht het niet mogelijk thans reeds een definitief oordeel te
vellen. Hij kan zich verenigden met hetgeen de wethouder heeft gezegd,
over het voorstel van Van Mierlo en Zn N.V. en acht alleen het voorstel
bij vrije concurrentie aanvaardbaar.
In afwijking met de mening van wethouder Meijs is hij eerder geneigd
zijn voorgangers in de raad over het besluit van de 37° obligatielening
een verwijt te maken en is van mening dat zij de lasten van de thans
niet meer bestaande kapitaalsobjecten teveel naar de toekomst hebben ver
schoven. Spreker wil deze politiek thans niet meer aanbevelen.
Spreker zegt geen principiële bezwaren tegen een premie-obligatie-
lening te hebben.
Toch rijzen bij hem wel enige vragen, welke hij gaarne zag beant
woord n.l.
1Wat wordt bedoeld met de zinsnede uit het raadsbesluit waarin ver
meld staat "alle belastingen, waardoor deze lening wordt getroffen,
komen ten laste van de gemeente
2. Moet men van de premiën inkomstenbelasting betalen
3. Welke maatregelen denken Burgemeester en Wethouders te treffen om de
rente en aflossingslasten van deze lening gelijkmatig te verdelen
Bij het voorgestelde aflossingsplan wordt - ƒ.6.000.000.- in 2003
afgelost. Volgens de mening van spreker zullen er maatregelen genomen
moeten worden om in dat jaar genoemd bedrag te kunnen aflossen, zon
der dat men genoodzaakt is voor deze aflossing wederom een lening te
sluiten. Bij een gelijkmatige aflossing zou ook de rentelast bedui
dend minder zijn. Ook hiervoor tot reservevorming over te gaan acht
spreker dringend gewenst.
De heer VERMEULEN acht het aanbod van Van Mierlo en Zn N.V. inderdaad
min of meer onfatsoenlijk, maar vraagt zich af of voor dit voorstel
ontvangen werd, wel bekeken was of gunstiger voorwaarden, dan door de
Amsterdamsche Bank geoffreerd, mogelijk waren. Wellicht zou de gemeente
zich geld hebben kunnen besparen. Bovendien vraagt spreker zich af of de
gemeente aan het verzoek van de Amsterdamsche Bank om de zaak geheim te
behandelen gevolg moest geven.
Hij heeft geen bezwaren tegen het voorstel, doch wil wel enige
vragen stellen in verband met de premie-obligatielening. Heeft de ge
meente beleggingsmogelijkheden voor de opbrengst van de lening ad
ƒ.5.000.000.- op 16 Maart Bovendien wijst spreker op artikel 9 van de
overeenkomst met de gemeente Alkmaar. Hij meent dat dit niet juist is
omdat de overeenkomst betrekking heeft op ƒ.2.000.000.-, zodat de ge
meente Alkmaar alle kosten voor haar rekening dient te nemen.