kwam tot de conclusie dat de heer Van Aalst niet goed zou passen in het leraren corps. Er bestaat volgens spreker altijd nog een "oud-zeer" tussen de heer Van Aalst en leraren van de ambachtsschool, waarbij hij op het ogenblik in het midden wil laten wie de schuld daarvan is. Er heerst op het ogenblik een buiten gewone goede sfeer op de ambachtsschool die in geen enkel opzicht benadeeld mag worden. Zou de heer Van Aalst benoemd worden dan zal het risico zeer groot zijn dat de goede verstandhouding onder het leraren-corps verloren gaat hetgeen voor komen moet worden. Vandaar dat de heer Vlasbloem als enige candidaat op de voor dracht is geplaatst. De heer SOUDERMEIJER meent dat aan benoeming van de heer Vlasbloem ook een risico is verbonden. Het is een geheel nieuwe leraar die in het corps komt. Er meet maar afgewacht worden of de verstandhouding af of niet te lijden zal hebben. De heer KIEDERHOUD zegt dat het "oud-zeer" al dateert uit het jaar 1932. Uit de bezettingstijd worden van de heet Van Aalst ook al dingen verteld die niet te best zijn. Volgens spreker betreft dit echter niet de betrokken heer Van Aalst maar zijn broer. Overigens meent hij dat het leraren-corps de heer Van Aalst toch wel "aan zal kunnen". Mejuffrouw KOPPELAAR merkt op dat de heer Van Aalst al gedurende 5 jaren een be trekking aan de ambachtsschool heeft bekleed. Zij vindt het niet juist dat de wethouder nu nog over "oud-zeer" spreekt. De heer Van Aalst is een figuur in Breda die meespreekt. Hij is volledig bevoegd en technisch deskundig. Hij is d.e enige in Breda die in het bezit is van de akte M.O. boetseren. De raad zet thans zijn eigen principes opzij door een onbevoegde candidaat voor te laten gaan. De houding van de heer Van Aalst tijdens de oorlog was goed; hij was koerier var- kolonel Van Lanschot. Dat de leraren bang zijn voor de benoeming van de heer Aalst, vindt spreekster jammer. De directeur van de ambachtsschool heeft in deze weinig objectiviteit betuigd. De heer KLOMPERS zou gaarne van de wethouder vernemen of er een slecht leraar aan de school zou worden aangesteld, indien de heer Van Aalst benoemd zou wor den. De heer MOL heeft met de heer Van Aalst niet zulke prettige ervaringen gehad. Deze persoon heeft een bijzondere methode van opvoeden. Spreker vindt de enige juiste methode^ diej^elke in een cultureel verantwoorde richting gaat. Bestelt men b.v. bij de heer Van Aalst een beeldhouwwerk dan vraagt hij hoe of het moet zijn: romaans, byzantijns of renaissance? Daarbij komt nog dat de heer Van Aalst een potentaat is met zeer veel invloed die ten goede of ten kwade kan zijn. Mevrouw VAM MIERLO is van oorde.l dat bevoegde krachten voor moeten gaan, doch daarnaast moet de te benoemen cgndidaat over een zekere intelligentie beschikken. Spreekster gelooft niet dat bepaalde karaktereigenschappen die nodig zijn v>tr on derhavige functie bij de heer Van Aalst aanwezig zijn. Wethouder STÜBENROUCH zegt dat aan iedere benoeming een risico vastzit. Een be noeming van de heer Van Aalst zou daarnaast echter nog een risico medebrengen dat van bijzondere importantie is. Tengevolge van het "oud-zeer" zullen er vast moeilijkheden komen. Om deze moeilijkheden te ontgaan is een enkelvoudige voordracht gedaan. Zou de heer Van Aalst benoemd worden, dan wordt volgens spreker zeer zeker niet een slechtleraar benoemd. De heer SOKDERMEIJER zou gaarne willen vernemen wat het bijzondere risico zal zijn indien de heer Van Aalst zou. worden benoemd. Wethouder STUBEÏTROUCH zegt dat het een zeer moeilijke materie is. De directeur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 413