Notulen Geheime Raad d.d. 11 Augustus 1954.
De Voorzitter opent de vergadering en zegt:
in deze te sloten zitting van de gemeenteraad een nadere toelichting te kunnen
geven over het in erfpacht geven van grond aan L. van der Sluijs en in verband
hiermede het verplaatsen van de werkplaats van de heer Bakkeren.
Burgemeester en Wethouders zijn reeds jaren bezig om de werkplaats van de
heer Bakkeren uit de Dillenburgstraat weg te krijgen, omdat het uit verkeers-
oogpunt onmogelijk is deze werkplaats daar te handhaven. Spreker merkt op, dat
Burgemeester en Wethouders reeds diverse malen terreinen en/of gebouwen hebben
aangewezen, doch telkenmale wordt het aangebodene door de heer Bakkeren gewei
gerd. Uiteindelijk zou voor Burgemeester en Wethouders slechts eén maatregel
overblijven nl. overgaan tot bedrijfssluiting. Deze maatregel wordt echter door
het College niet gaarne genomen.
Indertijd heeft de heer Bakkeren verzocht dit bouwterrein te mogen kopen,
of eventueel in erfpacht te verkrijgen. Daarna kwam er een mededeling van Bakke
ren, dat hij het verzoek introk, indien het bouwterrein aan de heer van der Sluijs
in erfpacht werd gegeven.
Spreker zegt, dat Burgemeester en Wethouders in de heer Bakkeren geen ver
trouwen meer hebben. Of de heer van der Sluijs met Bakkeren tot overeenstemming
zal komen, weten Burgemeester en Wethouders evenmin, doch zij zijn van mening,
dat het in erfpacht geven van dit bouwterrein de enige mogelijkheid biedt om de
werkplaats van Bakkeren uit de Dillenburgstraat verwijderd te krijgen. Gaat het
voorstel van Burgemeester en Wethouders niet door, dan blijft Bakkeren in de Dil
lenburgstraat en blijft er niets anders over dan tot bedrijfssluiting over te gaan.
Het gevolg is dat 12 man personeel ontslagen zullen worden en de heer Bakkeren
brodeloos wordt. Spreker stelt de Raad voor het voorstel van Burgemeester en Wet
houders te aanvaarden en zegt toe, dat Burgemeester en Wethouders zeer stringent
zullen zijn bij het toepassen van de bepalingen ingevolge de Hinderwet teneinde
de omwonenden te helpen.
De heer Brinkerhof zegt dat hij de heer Bakkeren niet kent, doch zijn bedrijf
des te beter. Hij is het volkomen eens met de Voorzitter, dat het bedrijf niet in
de Dillenburgstraat kan blijven. Het mag niet de bedoeling zijn de heer Bakkeren
zonder meer op straat te zetten; daarvoor acht spreker de heer Bakkeren te ijverig.
Bovendien, zegt spreker, heeft Bakkeren een stuk grond van de Eerwaarde Zusters
wederrechtelijk in gebruik genomen. Hij is tevens van mening, dat het opleggen
van het parkeerverbod bij de werkplaats geen uitwerking heeft.
Spreker merkt op in de stukken gelezen te hebben, dat de te bouwen industrie
hal voor Bakkeren bestemd is. Hij heeft daarna Ir Groenevelt opgebeld en gevraagd
of het mogelijk was aan de erfpachtverlening nadere voorwaarden te stellen. Hij
ontving echter een ontkennend antwoord. Spreker wijst er op, dat de te bouwen in
dustriehal slechts 10 meter van de huizen aan Prins Hendrikstraat verwijderd zal
zijn. Voor de bewoners van deze huizen zal het lawaai van de constructiewerkplaats
hinderlijk zijn.
De heer Rattink zegt dat bij de behandeling van dit agendapunt in de openbare
vergadering bleek, dat er meer achter zat. Iets dergelijks deed zich ook voor
bij de aankoop van de garage Vriens. Spreker zou het waarderen, indien Burgemees
ter en Wethouders tevoren een geheime vergadering zouden beleggen.
De heer Minderhoud vraagt er rekening mede te houden, dat de omliggende pan
den in waarde zullen dalen. Bovendien zal de assurantie-premie hoger worden voor
de belendende panden.
De heer Hulskramer is van oordeel, dat het bedrijf uit de Dillenburgstraat zal
moeten verdwijnen. Hij vraagt zich af of de verplaatsing van de constructie-werkplaats
naar het onderhavige bouwterrein geen verschuiving van de moeilijkheden teweeg
brengt. Een constructie-werkplaats in de bebouwde kom van de gemeente zal altijd
hinder veroorzaken.