17 MAART 1954
67
15.b. Afgifte urgentieverklaring voor de oprichting ener R.K. lagere
technische school.
De heer JONGBLOED zou de beslissing op dit prae-advies gaarne
een maand aanhouden. Vooral ook omdat hij over deze kwestie gaarne
interfractioneel overleg zou zien. Niet zo zeer acht hij dit overleg nodig
over de vraag of een 2e technische school nodig is, dit staat wel vast,
doch wel over de vraag wat voor een school dit moet zijn. Spreker zou
het jammer vinden, wanneer de openbare Ambachtsschool zou achter
uitgaan. Spreker zou het aangenaam vinden, als hierover door de frac
ties onderling eens zou gesproken worden.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat het niet mogelijk is het
voorstel aan te houden. De urgentie verklaring had er al vóór 1 Maart
j.l. moeten zijn om misschien op de lijst van 1955 te kunnen komen.
De heer JONGBLOED zegt, dat Burgemeester en Wethouders lang
gewacht hebben met hun voorstel, hoewel de zaak reeds tijdens het
wethouderschap van Mr Struycken urgent was. De raad moet nu a bout
portant beslissen. Spreker vindt het jammer, dat daardoor de gelegen
heid wordt gemist, dat de fracties onderling in een openhartig gesprek
nagaan, wat er met het ambachtsonderwijs gaat geschieden.
De VOORZITTER vraagt, of de heer Jongbloed accoord kan gaan
met de urgentieverklaring, zoals deze in het ontwerp raadsbesluit is
neergelegd. Als de raad zich hiermede kan verenigen kan de discussie
over het ambachtsonderwijs wel worden aangehouden.
De heer JONGBLOED zegt, dat hij wel met het ontwerp-besluit mee
kan gaan, als dit niets meer inhoudt, dan dat er een 2e ambachtsschool
moet komen.
De VOORZITTER vraagt of de formulering van het raadsbesluit nog
compacter kan worden gesteld.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat in de urgentieverklaring
de vakken dienen te worden vermeld.
De VOORZITTER zegt, dat het raadsbesluit derhalve moet inhouden:
1. de noodzaak van een school.
2. de vakken, welke zullen worden gedoceerd.
3. dat de school een bijzondere zal zijn op katholieke basis.
De -heer JONGBLOED zegt, dat dan de zaak in deze vergadering moet
worden doorgesproken.
De heer BLIEK zegt bevreesd te zijn, dat wanneer b.v. het electrisch
bankwerken over twee scholen wordt verdeeld men op beide scholen
met onvoldoende materiaal moet werken.
De heer RATTINK is het wel met Burgemeester en Wethouders eens,
dat de gelegenheid voor ambachtsonderwijs moet worden uitgebreid.
Spreker had gaarne een betere motivering gezien van de noodzaak
van een R.K. school. Ook bij het Nijverheidsonderwijs moet volgens het
program van de P.v.d.A. de levensovertuiging tot zijn recht komen.
Volgens spreker had de vraag gesteld moeten worden: komt in de be
staande ambachtsschool de levensovertuiging van een bepaalde groep
te kort? Aan de bestaande ambachtsschool komt de katholieke levens-