17 MAART 1954 69 l, de Ook al ben ik blijkens het voorafgaande van mening, dat het niet de :ton- bedoeling van de wetgever is geweest de splitsing op bovengenoemde )liek basis van het Nijverheidsonderwijs mogelijk te maken, dan nog is er lim- niets in de wet wat zich ertegen verzet en heb ook ik, ik heb dit reeds kort in het begin betoogd, in principe geen bezwaren. Wel dienen wij echter hooi rekening te houden met de omstandigheid dat, daar de wet niet zelf ooth voorziet in een bepaalde limitering, onze verantwoordelijkheid groter wordt bij het afgeven van een noodzakelijkheidsverklaring en wij zelf eker dus zullen moeten uitmaken of er in dit concreet geval aanleiding voor een bestaat over te gaan tot stichting van een Nijverheidsschool op confes sionele basis. Voor de beoordeling is daarbij van belang: le het karakter van het Nijverheidsonderwijs in zijn huidige vorm. 2e de situatie aan de plaatselijke openbare school voor wat betreft het levensbeschouwelijke aspect. dit 3e de onderwijskundige gevolgen van een nieuw te stichten school voor kent de bestaande school zowel als voor de nieuw te stichten school, voe- 4e de financiële consequenties welke voor de gemeente en het Rijk uit illen een en ander voortvloeien. na- In artikel 1 le lid van de nijverheidsondervwijswet staat te lezen: „Het Nijverheidsonderwijs heeft ten doel op grondslag en met voort- :hil- „zetting van het algemeen vormend onderwijs, op te leiden voor Am- ver- „bacht, Nijverheid, Scheepvaart, Huishouden, Landbouwhuishouden La- „en/ vrouwelijke Handwerken". Uit de toelichting op dit artikel citeren wij nog, dat het onderwijs, zeg- hetwelk deze wet regelt, rechtstreeks gericht is op het later uit te oefe- op nen ambacht, vak of beroep en dat zich dat onderwijs daarbij baseert op en voortgaat met het vroeger genoten algemeen vormend onderwijs nin- (M.v.A. 2e Kamer). ge- Het algemeen vormend onderwijs hier bedoeld dient te worden ge- ids- geven in overeenstemming met het door de leerling gekozen ambacht; de- in zoverre behoort ook het theoretisch onderwijs een bijzonder vormend men karakter te dragen en wordt ook de leerling overtuigd dat het niet overbodig is. Er bestaat intussen geen bezwaar om ook in de omschrij- me- ving van artikel 1 te doen uitkomen, dat het geven van algemeen vor- on- mend onderwijs aan scholen voor nijverheidsonderwijs niet wordt uit- ntal gesloten. ren. Kennelijk wordt dus met het bijzonder karakter van dit onderwijs ge- bedoeld het gericht zijn van de opleiding tot geschoold vakman, eel- Voor bovenstaande opvatting kan hier een onverdacht getuige worden ïool aangehaald. Ik citeer uit een brief van de Stichting Katholieke school ige- voor Techniek en Ambacht te Breda d.d. 8 Maart 1950. riks „Zoals U bekend is, voorziet het rapport Goote in een voorbereidend „leerjaar hetwelk een meer algemeen vormend karakter zal dragen ids- „en als selectie apparaat in het kader van het Ambachtsonderwijs iver „zal worden opgenomen. Daar naar onze mening juist dit algemeen eer, „vormend onderwijs de stempel dient te dragen van onze geloofs- loe- „overtuiging, is hierin een bijzondere reden gelegen om te komen tot nd- „Katholiek georiënteerd Ambachtsonderwijs ter stede". Aan de hand van dit citaat, M. d. V., meen ik te mogen vaststellen, ctie dat nu dit voorbereidend jaar geen werkelijkheid is geworden, de in dieners van het huidige verzoek zelf van oordeel zijn, dat daarmede ge- tevens hun belangrijkste argument voor de stichting van een confessio- 'ten nele Lager Technische School is komen te vervallen. Over dit argument, //er- hetwelk in 1950 gold, wordt thans ook niet meer gesproken. Uit het voorafgaande valt af te leiden, dat ook de Stichting, welke thans het verzoek indient, van oordeel is, dat bij de huidige vorm van hij nijverheidsonderwijs het theoretische deel daarvan vrijwel is ingesteld eld. op de praktijk.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 69