12 JANUARI 1955
11
De heer NIEUWLAAT zegt dat als in Breda het R.K. Maatschappelijk
werk in de sociaal charitatieve sector bekeken wordt, geconstateerd kan
worden dat twee organen werkzaam zijn: t.w. het stedelijk sociaal chari
tatief centrum, dat uitsluitend op sociaal charitatief terrein werkzaam is,
en het wijkwerk dat op sociaal terrein werkt. In verband met de plan
ning is het gevaar niet denkbeeldig dat doublures zullen ontstaan. Spre
ker denkt in dit verband aan de werkzaamheden van de sociale werksters
van de gemeente en de bedrijven. In de naaste toekomst zal coördinatie
mogelijk moeten zijn tussen het sociaal charitatief centrum en het wijk
werk. Hij hoopt dat B. en W. deze coördinatie zullen stimuleren. Mo
gelijk kan dan ook bekeken worden of voor het R.K. maatschappelijk
werk rijkssubsidie kan worden verkregen.
De heer JONGBLOED heeft dezelfde gedachten als de heer Nieuw-
laat. Tegen de voorgestelde subsidies heeft hij geen bezwaar, doch hij
heeft zich ook afgevraagd of hier niet verschillende instanties naast el
kaar werken. Is er wel contact tussen het wijkwerk en het sociaal chari
tatief centrum? Voorts vraagt hij zich af waarom de commissie kerkelijke
gezinszorg, die maatschappelijk werk verricht op prot. christ. grondslag,
voor de maatschappelijk werkster Mej. van Dorp wel rijkssubsidie ont
vangt en het stedelijk sociaal charitatief centrum niet. Het maatschap
pelijk werk zal in zijn geheel onder het oog moeten worden gezien. Er
zal getracht moeten worden een zo efficiënt mogelijke regeling te tref
fen. Het salaris van de te benoemen directeur en de oprichting van een
bureau komen nu onder het gemeentelijk subsidie te vallen, zodat de
organisatie al zeer veel geld gaat kosten. Doch nu komt het eigenlijke
werk pas voor het stedelijk sociaal charitatief centrum. De activiteiten
zullen echter het meeste geld gaan kosten. Ook voor het jeugdwerk is
destijds f 12.000,subsidie verleend, waarvan nog afgewacht moet wor
den wat het eigenlijk worden zal. In dit verband denkt hij ook aan de
Stichting Maatschappelijke Activiteit. Hij verzoekt B. en W. om deze
gehele materie onder ogen te zien, opdat het maatschappelijk werk zo
efficient mogelijk zal werken.
De heer VAN BOXTEL zegt dat de opmerkingen kernen van waar
heid bevatten. In verschillende sectoren verkeert het werk in een experi
menteel stadium. De genoemde bezwaren bevatten evenwel argumenten
om te komen tot de oprichting van een sociale raad, die coördinerend
kan werken.
Mevr. VAN MIERLO merkt op dat in de wijkgebouwen «st de pa
rochies geen gezinsverzorgsters werkzaam zijn. Een gezinsverzorgster is
heel iets anders dan een maatschappelijk werkster.
De heer MINDERHOUD deelt met betrekking tot punt 5b mede, dat
het salaris van de maatschappelijk werkster Mej. van Dorp, met inbegrip
van de sociale lasten, f 4428,41 bedraagt. Het salaris zelf bedraagt pl.m.
f 3000,Aangezien het salaris van de maatschappelijke werksters bij het
stedelijk sociaal charitatief centrum opgetrokken wordt tot gemiddeld
f 3750,-, vraagt hij of het bestuur van de commissie kerkelijke gezins
zorg een verzoek kan indienen tot verhoging van het gemeentesubsidie,
opdat het salaris van Mej. van Dorp ook tot genoemd bedrag kan wor
den opgetrokken.
Wethouder ROMSOM zegt dat aan het voorbereidend werk om tot
coördinatie van het maatschappelijk werk te komen, reeds aandacht is
geschonken. Deze zaak moet echter voorzichtig aangepakt worden, ge
duld en beleid zijn hiervoor vereist. Het is wel gebleken dat men Het