120
15 JUNI 1955
12 b. Vaststelling vergoeding ingevolge art 101 bis, 4e lid over 1955.
13. Verzoeken om medewerking ingevolge art. 72 L.O.-wet 1920.
14 a. Verzoek medewerking stichting U.l.o.-school Boeimeerkwartier.
14 b. Idem U.l.o.-school in wijk Zuijlen.
15. Benoeming leraren aan Gemeentelijk Gymnasium.
Overeenkomstig deze voorstellen en prae-adviezen wordt be
sloten.
16 a. Benoeming leraar algemeen vormend onderwijs aan de gemeen
telijke technische school.
Blijkens de uitslag der gehouden stemming zijn uitgebracht:
1. op de heer H. P. van Zundert 21 stemmen.
2. op de heer P. J. de Rooij 10 stemmen,
zodat de heer H. P. van Zundert is benoemd.
16 b. Benoeming leraar plaatwerken aan de gemeentelijke technische
school.
De heer BRINKERHOF zegt, dat hij niet wenst te spreken over de
benoeming van een bepaalde persoon, doch over de wijze waarop men
benoemd kan worden. Hij heeft het oog op de vragenlijsten, die moeten
worden ingevuld. Zo wordt bij punt 9 van dit formulier naar de politieke
gezindheid van de candidaat zowel in als na de oorlog geïnformeerd.
Spreker kan zich voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders wensen
te worden ingelicht over de politieke gezindheid in de periode van de
oorlog. De politieke gezindheid na de oorlog acht spreker van geen
belang.
Verder staat er nog de volgende vraag op het formulier. Had hij poli
tieke sympathieën? Ook thans nog? Aan het slot van de vragenlijst komt
nog de vraag voor: „Hoe is zijn uiterlijk voorkomen" en behoort tevens
een pasfoto te worden ingesloten.
Spreker is van mening, dat deze vragen niet op het inlichtingenformu
lier thuis horen.
De heer KLOMPERS is van mening, dat de vraag onder 9 van het
formulier toch wel van belang is, omdat na de oorlog personen van een
zekere politieke richting, welke hij niet nader behoeft aan te duiden,
dienen te worden geweerd.
De heer QUAEDVLIEG zegt dat behalve de door de heer Klompers
bedoelde partij er nog een partij kan worden bijgenoemd nl. de N.E.S.B.
Bovendien is hij van mening, dat het uiterlijk van een sollicitant bij
het onderwijs van belang kan zijn.
Wethouder STUBENROUCH dankt de heren Klompers en Quaedvlieg
voor hun opmerkingen, waardoor hij in zijn antwoord kort kan zijn. Hij
zegt, dat er inderdaad bepaalde motieven kunnen zijn, die een binding
met een bepaalde politieke partij ongewenst maken voor een leraar.
De heer BRINKERHOF zegt dat momenteel slechts een politieke partij
verboden is nl. de N.S.B.; andere politieke partijen zijn niet verboden.