122 15 JUNI 1955 van deze commissie is aan de Raad niet bekend. Gaarne zou hij verne men hoe de samenstelling van deze commissie is. Vervolgens blijkt uit de toelichting, dat Burgemeester en Wethouders het beschikbare bedrag hebben verdeeld voor drieërlei doeleinden nl.: 1. hulp aan noodlijdende uitkoopverenigingen; 2. steun aan cultureel belangrijke evenementen; 3. activering van het theaterbezoek door de bedrijfsjeugd. Spreker acht dit een zeer goede verdeling, doch heeft een tegenstrijdig heid ontdekt in de rubricering van de Kunstkring van de K.A.B. Wordt deze Kunstkring op de le bladzijde van de toelichting aangehaald als een vereniging, die met veel succes haar uitvoeringen geeft, toch wordt zij gerubriceerd onder de noodlijdende uitkoopverenigingen. Tevens staan onder de noodlijdende verenigingen Bonus Eventus en Katholiek Leven vermeld. Spreker kan niet beoordelen, waardoor deze verenigingen noodlijdend zijn. Wel is het hem bekend, dat Bonus Even tus vroeger een bloeiende vereniging was. Spreker vraagt zich af of er beleidsfouten door het bestuur zijn begaan. De personeelsvereniging van de H.K.I., heeft naar sprekers mening, veel belangrijk werk gedaan. Het publiek van deze vereniging wist in den beginne niet hoe zij zich in een schouwburg diende te gedragen. In enige jaren heeft zij haar leden zo opgevoed, dat uitvoeringen, die op hoog cultureel peil staan zoals b.v. „De Koopman van Venetië" en „Electra", met grote aandacht worden bijgewoond. Deze vereniging heeft in verband met de steeds stijgende kosten het aantal uitvoeringen moeten beperken en is haar reserves aan het interen en daardoor op weg naar de noodlijdendheid. Spreker vraagt de personeelsvereniging van de H.K.I. thans reeds bij de noodlijdende uitkoopverenigingen in te delen. Spreker brengt de woorden van de heer Brinkerhof, gesproken in de raadsvergadering van 13 October 1954, in herinnering, waar hij zegt, dat hij bloemen wil toevoegen aan de hulde, die aan Wethouder Stubenrouch is gebracht, indien er op dit gebied ook iets gebeurt voor de arbeidende klasse. Door de personeelsvereniging van de H.K.I. is dit in ruime mate ge daan. Wethouder STUBENROUCH wenst gaarne op het betoog van de heer Mendes op enkele punten nader in te gaan. Op de eerste plaats wenst hij te spreken over de subsidiëring van de uitkoopverenigingen. In ver band met de gehele situatie van het Nederlands Toneel dient deze materie vertrouwelijk te worden behandeld, omdat men diverse elementen niet in de hand heeft en omdat er in de gemeente meerdere uitkoopvereni gingen bestaan. Wanneer de heer Mendes, zo zegt spreker, van de andere kant zegt, dat de brieven omslachtig zijn en niet zakelijk, dan is zijn antwoord daarop, dat vertrouwelijkheid niet bestaat in het achterhouden van feiten. Burgemeester en Wethouders hebben daarom gemeend alle ver enigingen in te lichten over de grondslagen, waarop de subsidiëring zou plaats vinden. Indien wordt aanvaard, dat in zekere mate aan bepaalde noodlijdend heid is tegemoetgekomen, dan zal men vervolgens kunnen trachten de jeugd en in 't bijzonder de bedrijfsjeugd meer in het culturele leven te betrekken. Daarnaast heeft men dan nog de mogelijkheid tot stimulatie van bepaalde culturele elementen. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat het momenteel hun eerste taak is de noodlijdende uitkoopverenigingen te helpen, omdat door de gehele toneelconstellatie in Nederland het niet mogelijk is selfsup porting te zijn. Er kunnen ook factoren van binnen uit zijn. Bij deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 122