15 JUNI 1955
123
eerste subsidiëring is aan de verenigingen de kans gegeven de noodlij
dendheid van binnen uit te bestrijden.
Wanneer de heer Mendes in de toelichting een tegenstrijdigheid heeft
ontdekt ten aanzien van de Kunstkring van de K.A.B., dan meent spreker,
dat deze vereniging goed werk heeft gedaan door brede lagen der be
volking naar de schouwburg te trekken. Invloeden van buiten af maken
het deze vereniging echter wederom moeilijk.
De uitkoopvereniging Bonus Eventus is inderdaad vroeger een bloeien
de vereniging geweest. Zij heeft echter ook met dezelfde 2 elementen
van binnen en van buiten uit, te kampen, waardoor zij thans geen bloeien
de vereniging meer is.
Ten aanzien van de personeelsvereniging van de H.K.I. merkt spreker
op, dat deze inderdaad zeer goed werk heeft gedaan, doch dat het niet
te ontkennen valt, dat Burgemeester en Wethouders met hun beide benen
op de grond blijven staan, indien zij onderscheid maken tussen uitkoop
verenigingen ontstaan uit het maatschappelijk leven en uitkoopverenigin
gen, die gelieerd zijn aan een grote plaatselijke industrie en wier werk
zaamheid eenzijdig is gericht op het personeel van deze industrie.
Spreker hoopt dat door de uitkering van dit subsidie baanbrekend
werk is verricht en dat over enige jaren zal blijken dat het toneelleven
in de gemeente voor een verdere teruggang is behoed.
De heer BRINKERHOF zegt met genoegen naar de woorden van de
heren Mendes en Stubenrouch te hebben geluisterd. Spreker vraagt wat
er is gedaan voor de minder draagkrachtigen, die zich niet bij een van
de uitkoopverenigingen kunnen of willen aansluiten en toch gaarne van
goed toneel willen genieten.
De heer VERMEULEN zegt min of meer geschrokken te zijn van het
betoog van de Wethouder, omdat hij een bepaalde lijn in de subsidiëring
mist. Spreker is een beetje huiverig om voor het volgende jaar wederom
15.000,te moeten voteren. In de thans gevolgde lijn van subsidiëring
zit een onmeetbaar element, waartegen hij toch wel bezwaren heeft.
Spreker vraagt of er niet op andere wijze aan de vraag kan worden
tegemoetgekomen en wijst op de plannen voor een Brabants toneel,
waardoor de uitkoopprijzen vermoedelijk zullen dalen. Hij vraagt of
Burgemeester en Wethouders hiermede al rekening hebben gehouden.
Zal er dan niet een meer uitgebreide regeling nodig zijn.
De heer MENDES merkt op in het betoog van wethouder Stubenrouch
te hebben gemist het antwoord op de vraag over de samenstelling van
de Commissie. Bovendien is het hem opgevallen dat een zeer groot bedrag
is besteed aan garantiesommen voor twee uitkoopverenigingen. Gaarne
zou hij nog vernemen voor welke evenementen dit is geweest.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat de vraag van de heer
Brinkerhof uitermate gewichtig is, doch is van mening, dat het niet op
de weg van de gemeente ligt uitkopen te doen voor het geven van volks
voorstellingen. Spreker zegt dat hij zich met de uitkoopverenigingen
heeft verstaan om bij tijd en wijle volksvoorstellingen te geven. Boven
dien is men bezig met het uitwerken van plannen om de bedrijfsjeugd
naar het theater te leiden.
Spreker zegt, als de woorden „norm" en „richtlijn" niet in deze ver
gadering zouden zijn gevallen, men gedacht zou hebben, dat de heer
Vermeulen niet aanwezig zou zijn geweest. Van het trekken van een
vaste lijn zal volgens spreker geen sprake kunnen zijn en hij is tevens
van oordeel, dat als er een Brabants Beroepstoneel zou komen, de uit-